bij gebrek aan modern pantserafweergeschut en deels ter vervanging daarvan, afzonderlijke kanonnen van 8 st. tot dit doel ingedeeld bij troepeneenheden voor de strategische beveili ging (langs Maas en IJssel). De luchtdoelartillerie werd uitgebreid met een aantal batterijen van 7.5 tegen lucht doelen (tl.), 4 tl., een aantal pelotons van 2 tl. en eenige secties zoeklichten. In Mei 1940 werden uit de infanteriedepöts een aantal compagnieën gevormd voor bewakingsdiensten, o.m. op de vliegvelden, terwijl een twaalftal mitrailleurcompagnieën werden opgericht, bewapend met de nog bruikbare, doch niet meer tot de bewapening der infanterie behoo- rende, Vickers-mitrailleurs. Verder werd een aanvang gemaakt met het op sterkte brengen van de mitrailleurcompagnieën der hooggenummerde regimenten, van de groepen der tirailleurcompagnieën, zoowel wat betreft het personeel als de bewapening met lichte mitrailleurs en met het vormen van moderne pantserafweer-afdeelingen. In de depóts van de lichte troepen werd hard gewerkt om de Lichte Divisie (Lt.Div.) op sterkte te brengen en om de reorganisatie van de lichte troepen der legerkorpsen mogelijk te maken. Deze reorganisatie kreeg, voor zoover de beschikbare middelen dit toelieten, op 1 Mei 1940 haar beslag. Voor de militaire luchtvaart werd het mogelijke en onmogelijke beproefd om tot uit breiding van het luchtwapen te geraken. Uit deze korte opsomming blijkt, dat het bereikbare tot stand is gebracht, doch tevens, dat op 10 Mei 1940 de groote achterstand nog geenszins was ingehaald, hetgeen in het volgende nog duidelijker naar voren zal komen. 2. Stellingwerkzaamheden. Ten behoeve van de grens- en kustbeveiliging was begin 1939 een bedrag van 10.000.000 ter beschikking gesteld voor het bouwen van een zoodanig aantal kaze matten, dat zoowel de lichte als zware mitrailleurs daarin opstelling zouden kunnen vinden. In Maart 1939 werd een aanvang gemaakt met de verkenning van de juiste plaats dezer kazematten, terwijl in Juni d.a.v. met den bouw werd begonnen. Inmiddels waren de grens- en kusttroepen bezig met het vervaardigen van semi-permanente opstellingen voor de overige vuurorganen en met het maken van de noodige hindernissen en versperringen. Toen de mobilisatie werd afgekondigd waren deze werkzaamheden dus in vollen gang en bij het uitbreken van den oorlog, voor wat betreft de Maaslinie en IJssellinie, vrijwel voltooid. Een stelling, welke in de oorlogsdagen een belangrijke rol zou gaan spelen, was de Grebbe stelling, ook wel Grebbelinie of Valleistelling genoemd; in het Zuiden was zij verlengd tusschen Rijn en Waal door de Betuwestelling (de linie Ochten-De Spees) en tusschen Waal en Maas door de Maas-Waalstelling. In 1938 was voor deze geheele stelling een bedrag van 1.8000.000 gulden beschikbaar gesteld voor den bouw van een ijle linie van gietstalen kazematten en scherfvrije betonkazematten, zoogenaamde „stekelvarkens" (voor de beschrijving hiervan zie hoofdstuk III onder A.). Voorts was reeds voor de mobili satie besloten, dat de afwatering van de Geldersche Vallei zou worden verbeterd door het uitdiepen en verbreeden van de Grift en de grachten van de Grebbes.telling en door het graven van een kanaal om Amersfoort, uitmondende in de Eem. Deze wijze van afwateren was tevens van groot belang voor de landsverdediging, daar hierdoor een goede hindernis tegen pantserwagens zou ontstaan, zoodat reeds vóór de mobilisatie door de legerleiding 12

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 32