tocht zou alsdan worden vermeden. Een onmiddellijk stelling nemen in de Vg.H. waarin nog heel veel versterkingsarbeid moest plaats vinden zou echter als gevolg moeten hebben dat dan ook reeds dadelijk, nog in vollen vredestijd, tot inundatie en evacuatie van de betreffende landstreken zou moeten worden overgegaan. Ook ten aanzien van den te bieden weerstand in Noord-Brabant bestond tusschen de Regeering en den O.L.Z. verschil van inzicht. Zij achtte het voeren van een hardnekkige verdediging van de Peel-Raamstelling, in verband met haar uitgestrektheid en de weinige beschikbare krachten, niet mogelijk. Aldus hadden in den aanvang van 1940 de tegenstellingen tusschen den O.L.Z. en de Regeering zich dermate toegespitst, dat de kloof onoverbrugbaar scheen. Toen dan ook de Regeering aan den O.L.Z. een nieuwe „opdracht" verstrekte, waarmede hij zich niet kon vereenigen en waaruit hem tevens bleek, dat de Regeering ook ten aanzien van de tactische uitvoering van die „opdracht", welke geheel ter competentie van den O.L.Z. stond, nog aanwijzingen gaf, vond Generaal Reijnders daarin aanleiding het opperbevel neer te leggen. De nieuwe O.L.Z., Generaal H. G. Winkelman, kon niet instemmen met een verdeeling van krachten, waarbij drie achter elkander liggende afzonderlijke stellingen werden bezet de MaasIJsellinie, Üe Peel-RaamGrebbestelling en het Z. en O. front van de Vg.H. en waarbij het gros van het Veldleger (V.Lr.) was geplaatst in een stelling, waarvan het niet vaststond, dat deze hardnekkig zou worden verdedigd. Hij was van oordeel, dat de beschikbare krachten zooveel mogelijk moesten worden geconcentreerd daar, waar de hardnekkige verdediging zou worden beoogd, dus óf in de al dan niet naar de Belgische grens verlengde Grebbestelling óf in het O. front van de Vg.H. Tenslotte overwoog de Generaal, dat tegen een aanval uit het Zuiden, het Z. front van de Vg.H. zóó zwak was bezet (één bataljon en één batterij), dat geen waarborgen aan wezig waren voor een zelfs summiere verdediging. Op dezen grondslag moest over de volgende vragen worden beslist: ie. Hoofdverdediging in het O. front Vg.H. of in de Grebbestelling? 2e. Indien de hoofdverdediging in de Grebbestelling wordt gevoerd, moet en kan dhn de hardnekkige verdediging ook worden gevoerd in de Peel-Raamstelling 3e. Zoo neen, hoe, waar en wanneer moeten dan troepen beschikbaar worden gesteld voor een voldoend sterke verdediging van het hart des lands tegen een bedreiging uit het Zuiden 4e. Welke troepen kunnen worden vrijgemaakt om een zoo groot mogelijke concentratie van krachten te verkrijgen en waar moeten deze troepen worden geplaatst 5e. Hoe kan de zekerheid worden verkregen in het hart des lands tijdig over voldoende reserves te beschikken Ad 1. O. front Vg.H. of Grebbestelling Generaal Winkelman helde aanvankelijk over tot de meening, dat een hardnekkige verdediging in het O. front van de Vg.H. meer kans op succes zou bieden dan een verdediging van de Grebbestelling. De hoofdargumenten waren twee in getal: de breede inundatiën zouden de stellingen onttrekken aan het werkzame artillerievuur van den 19

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 39