slechts te zorgen voor de algemeene veiligheid des lands door opdracht te geven tot het ia bewaring stellen. De gedetineerden verbleven de eerste oorlogsdagen in het interneeringskamp te Oolt- gensplaat. Op 13 Mei achtte de kampcommandant in verband met den toestand het ge- wenscht, hen naar Zijpe over te brengen, waarna zij, via Wilhelminadorp en Ellewoutsdijk, uiteindelijk te Sluis belandden. In laatstgenoemde plaats kreeg de kampcommandant van C.Z. opdracht, door te trekken naar België, alwaar de gedetineerden door de Belgische autoriteiten naar Frankrijk werden doorgezonden en Béthune bereikten. Ten slotte werden zij op last van Fransche militaire autoriteiten ondergebracht in het Fransche concentratiekamp Ambleteuse, tusschen Calais en Boulogne. De Nederlandsche kamp commandant is daarna met het hem toegevoegde bewakingspersoneel over Brest naar Engeland overgestoken. d. Het laatste alarm. Op Zaterdag 4 en Zondag 5 Mei kwamen berichten binnen, welke er op wezen, dat een. Duitsche aanval op Nederland binnen enkele dagen mogelijk moest worden geacht. De inlichtingsdienst werkte op volle toeren, teneinde meer gegevens te verkrijgen en de binnen gekomen berichten te controleeren. Op 7 Mei stond vast dat een aanval zeer binnenkort zou geschieden, zij het, dat deze wellicht enkele dagen zou worden uitgesteld, indien de weersomstandigheden niet gunstig zouden zijn. De Minister van Defensie heeft dienzelfden dag in het Algemeen Hoofdkwartier (A.H.K.) het telegram opgesteld, waarbij alle verloven op een enkele categorie na werden ingetrokken. Deze maatregel was dus van veel verdere strekking, dan die, welke bij vorige gelegenheden was genomen. Bovendien werden alle depots en inrichtingen van onderwijs, voor zoover zij tijdelijk, uit legeringsoverwegingen buiten de Vg.H. in garnizoen lagen, naar het hart des lands, verplaatst. Uiteraard werden de troepencommandanten tevens gewaarschuwd, werd de paraatheid aan de grenzen opgevoerd en werden de ontstekingsmiddelen aangebracht aan de te vernielen objecten, voor zoover deze zich tegenover de Oostgrens bevonden, dus van Maastricht en Vaals tot Delfzijl. De vernielingsvoorbereidingen waren zoodanig getroffen, dat de bruggen binnen één minuut in de lucht konden springen, mits de troep' waakzaam was en zich niet liet overvallen. De ontstekingsladingen aan de bruggen met naar het Zuiden gekeerd front behalve uiteraard die bij Nijmegen werden echter niet aangebracht. Aangezien dit besluit onverwacht zeer belangrijke gevolgen heeft gehad, zal hierbij nog even worden stilgestaan. Het betrof o.m. de bruggen bij Keizersveer en Moerdijk. Over deze bruggen moest de Lt.Div., onmiddellijk na een aanval van Duitschland, naar het hart des lands worden verplaatst1). Bovendien zouden de Moer dij kbruggen de eenige permanente verbinding vormen met den linker vleugel van onze bondgenooten, als deze, in geval van een Duit- schen aanval op ons land, naar Breda en de Mark zouden oprukken. Er moest dus worden voorkomen, dat deze bruggen te vroeg sprongen, hetgeen tengevolge van zenuwachtig- b Voor de brug bij Keizersveer werden de ontstekingsmiddelen op 10 Mei in den ochtend aan gebracht de brug sprong op 13 Mei 20.45. 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 48