Aangezien voor de uitvoering van elk der opdrachten a en b zoowel valschermjagers als luchtinfanterie noodig waren, werden onderling deelen van beide divisies uitgewisseld. De indeeling werd hierdoor als volgt. Voor de uitvoering van opdracht a kreeg General- Leutnant von Sponeck ter beschikking de 22ste „Luftlandedivision" (min één regiment), zoomede een bataljon en een compagnie valschermjagers van de 7e „Fliegerdivision". De opdracht b werd uitgevoerd door de 7de „Fliegerdivision" (min een bataljon en een com pagnie), versterkt met een regiment van de 22ste divisie, waaraan later nog een bataljon luchtinfanterie werd toegevoegd. In de volgende hoofdstukken zal, waar noodig, meer in détails op het optreden der Duitsche troepen worden ingegaan. B. KORT OVERZICHT VAN HET VERLOOP VAN DEN OORLOG OP NEDERLANDSCH GRONDGEBIED (10—14 MEI 1940). In dit hoofdstuk zal in zeer groote trekken een overzicht van het verloop van de gevechts handelingen worden gegeven, om daarna in de volgende hoofstukken de krijgsgebeurte- nissen op de verschillende gevechtsfronten nader in oogenschouw te nemen. Aldus zal de samenhang van het krijgsgebeuren, alsmede de invloed, welke door den strijd op het eene front op het andere werd uitgeoefend, duidelijk worden en zullen de be slissingen, door den O.L.Z. op verschillende tijdstippen genomen, in een helder licht treden. De totale Nederlandsche legersterkte in het begin van Mei bedroeg ruim 250.000, waarvan 50-000 in de depots (in opleiding). Aan artillerie waren in hoofdzaak beschikbaar 26 af deelingen van 7 cm, 4 afdeelingen van 12 hw., 7 afdeelingen van 15 hw., 4 af deelingen van 10 cm en 20 afdeelingen verouderde artillerie van 8', 12 en 15 cm. Voorts 124 gevechts- gereede vliegtuigen, zoomede een 30-tal pantserwagens. Over vechtwagens werd niet beschikt x). 10 Mei 1940. In de eerste morgenuren van 10 Mei 1940 vloeiden tientallen meldingen van den meest uiteenloopenden aard en uit alle streken des lands bij het Algemeen Hoofd kwartier binnen, waaruit al spoedig bleek, dat sterke Duitsche troepen van Vaals tot Enschede en zwakkere krachten bij Coevorden en Nieuwe Schans de grens hadden overschreden, terwijl ongedacht sterke Duitsche afdeelingen valschermjagers tusschen Moerdijk en Leiden waren geland en de vliegvelden hadden bezet. Volgens de ontworpen plannen, welke reeds in het vorig hoofdstuk uitvoerig zijn behan deld, gelastte de O.L.Z., dat de terugtocht van III L.K. en de Lt. Div. tot Noord van de groote rivieren onmiddellijk moest aanvangen. Voorts werd aan C.Vg.H., onder wiens bevelen ook I L.K. werd gesteld, de bestrijding van de in de Vg.H. gelande troepen opgedragen, terwijl ten slotte voor de verdediging van Rotterdam drie bataljons infanterie en voor de bestrijding van de luchtlandingstroepen in het Noorden van Zuid-Holland eveneens drie bataljons, alsmede een batterij van 15 hw. 1. 15 ter beschikking van den C.Vg.H. werden gesteld; deze troepen waren afkomstig uit de Grebbestelling en het O. front van de Vg.H. Ter vergelijking zij vermeld, dat de sterkte van het Belgische Leger in Mei 1940 bedroeg 600.000 man; voor de artillerieverhouding zie noot 1 op blz. 4. Op 1 Januari 1940 bedroeg het aantal in de bevol kingsregisters ingeschreven personen in Nederland 8.833.977, in België 8.396.305.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 56