lijken oever van deze rivier, met de hoofdmacht der Lt.Div. het geheele Eiland van Dor drecht van vijand te zuiveren, om vervolgens op te rukken naar Waalhaven. De pogingen de bruggen bij Moerdijk te heroveren mislukten eveneens; van den beloofden steun van Fransche vechtwagens kwam niets terecht. In Rotterdam, waar reeds in den avond van den xoden en op n Mei eenige bataljons infanterie ter versterking waren aangekomen, gelukte het den vijand in een klein bruggen hoofd op den Noordelijken Maasoever opgesloten te houden; er werden echter geen krachtige pogingen aangewend de bruggen weer te vermeesteren. Deze dag kenmerkte zich door de tallooze valsche berichten omtrent landingen van valschermjagers en vliegtuigen en door onrust in het binnenland, waardoor de troepen in de groote steden zeer nerveus werden en vele schietpartijen ontstonden. Een en ander werkte in op de toch reeds vermoeide troepen, terwijl van de kleine staven het uiterste werd gevergd. De O.L.Z., die Rotterdam als het sleutelpunt der landsdefensie zag en berichten had ontvangen, dat op Waalhaven nog voortdurend nieuwe Duitsche afdeelingen landden, besloot in den loop van den dag aan den C.V. op te dragen nog twee bataljons en één batterij naar Rotterdam te zenden. 12 Mei. De Peel divisie zette in opgei osten toestand den terugtocht voort; van het optreden der Fransche troepen in Brabant was bij het A.H.K. zeer weinig bekend. Zeeland, alsmede het Z.front van de Vg.H., lagen nu in eerste lijn. In den namiddag was de frontlijn van IV Div. in de Grebbestelling bij de Grebbesluis doorbroken, waarna de vijand zich van dit doorbraakpunt geleidelijk uitbreidde. In den avond, kort na het invallen van de duisternis, slaagde hij er zelfs in, door een stoot langs den kunstweg GrebbeRhenen onze stoplij n te doorboren en zich met een af deeling tegenover het viaduct te nestelen, dus in den rug van onze stelling. Het was duidelijk, dat op den Grebbeberg de toestand ongunstig was. In Friesland hadden de Duitsche troepen de Wonsstelling bezet en aldaar artillerie opgesteld; s'avonds werden zwakke verkenningen tegen onze versterkingen bij Kornwerder- zand op den Afsluitdijk aangezet, terwijl daarop eveneens een luchtaanval werd gedaan. In Zuid-Holland, ten Noorden van den Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas, werden de luchtlandingstroepen steeds meer in het nauw gebracht, zij leden zware verliezen; wij waren daar den toestand weer geheel meester. In Rotterdam bleef de situatie min of meer stationnair; de troepen, welke onafgebroken in touw waren, werden zeer vermoeid. De hoofdgroep van de Lt.Div., welke het Eiland van Dordrecht moest zuiveren, liep gedeeltelijk in den Zuidrand van deze stad vast tegen sterke Duitsche krachten, die uit Waalhaven waren aangevoerd, terwijl een ander deel, dat meer Oostwaarts was opgerukt, het Zuidelijk deel van het Eiland bereikte en daar halt hield. In den avond en den nacht van 12/13 Mei bereikten den O.L.Z. berichten, dat sterke Duitsche pantsertroepen in Brabant door de Langstraat oprukten en bij den Moerdijk zich met de daar'/aanwezige valschermjagers hadden vereenigd. Om hun opmarsch naar het hart des lands te verhinderen, gelastte de O.L.Z. aan den kantonnementscommandant te Rotterdam, het vijandelijke bruggenhoofd op den Noordelijken Maasoever te veroveren, zoo mogelijk ladingen aan de bruggen over de Nieuwe Maas te doen aanbrengen, alsmede 39

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 59