sie om hem te vragen wat zijn taak zou worden. De Minister antwoordde hem, dat zulks ter beoordeeling was van den O.L.Z., doch dat hij hem indien hij een advies verwachtte zou aanraden ook naar Engeland te gaan en nog zooveel mogelijk schepen daarheen te dirigeeren. Voorts werd afgesproken, dat de Admiraal aan de Britsche Marine destroyers zou vragen voor het vervoer van H.M. en de Ministers. Ingevolge deze zienswijze van den Minister van Defensie begaf de Chef van den Marine Staf zich in den morgen van den i4den Mei, met toestemming van den O.L.Z., naar Engeland. Voordien was reeds aan verschillende officieren van de Koninklijke Marine order gegeven, eveneens daarheen te vertrekken. Nadat inmiddels zekerheid was verkregen, dat het den bondgenooten momenteel niet mogelijk was, de, naar aanleiding van de verklaring van den O.L.Z., gevraagde hulp te verkenen, kwam te ongeveer 6.00 de Ministerraad bijeen. Een gedeelte van de vergadering werd door den O.L.Z. met diens Chef van den Staf bijgewoond. De Minister van Defensie deed het voorstel, dat H.M. en de Ministers het land zouden verlaten en stelde tevens voor, den O.L.Z. opdracht te geven den strijd te staken, zoodra zou blijken, dat het bieden van verderen tegenstand doelloos en nutteloos zou zijn. Tijdens de vergadering werd de mededeeling ontvangen, dat H.M. besloten had te vertrekken, hetgeen door het Kabinet met instemming werd vernomen. Te circa 7.00 deelde de Chef van den Marine Staf tele fonisch aan den Minister van Defensie mede, dat te 10.00 vijf destroyers te Hoek van Hol land zouden zijn: één binnengaats en de overige buitengaats. Op verzoek van den Minister bracht de Admiraal ter kennis van H.M. dat te 10.00 een Engelsche destroyer te Hoek van Holland ter beschikking van H.M. zou zijn. H.M. de Koningin heeft daarna, omstreeks xo.oo, het Paleis „Noordeinde" verlaten en zich, onder geleide van een detachement poli- tietroepen, naar Hoek van Holland begeven. Spoedig na aankomst aldaar is H.M. naar Engeland vertrokken. Het Prinselijk Gezin had reeds in den vroegen avond van den i2den Mei het Paleis „Noordeinde" verlaten en zich via IJmuiden naar Engeland begeven. Het duurde tot 11.00, alvorens de Raad van Ministers omtrent het vertrek van het Kabinet tot een beslissing kwam. Aanvankelijk werd besloten, dat niet de Regeering in haar geheel naar Engeland zou oversteken, doch dat de Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en de Minister van Landbouw en Visscherij hier te lande zouden blijven. Na aankomst te Hoek van Holland, 13.00, had in het Fort aldaar nogmaals een vergadering van de aanwezige Ministers plaats, waarin werd besloten, de beide te 's-Gravenhage achtergebleven bewindslieden alsnog telefonisch naar Hoek van Holland te ontbieden, alwaar zij in den namiddag aankwamen. Alvorens uit 's-Gravenhage te vertrekken legden deze beide Ministers de regeerings- bevoegdheid in handen van den Opperbevelhebber, bij welke gelegenheid tevens de Secretarissen-Generaal der Departementen aan den Generaal werden voorgesteld. Alle Ministers verlieten daarop te 19.00 het Vaderland. Ondertusschen nam het krijgsgebeuren op de onderscheidene gevechtsterreinen zijn onafwendbaren loop. Op den Grebbeberg was in den namiddag van 13 Mei het stellinggedeelte van 8 R.I. op eenige plaatsen doorbroken, terwijl de in den vroegen ochtend ingezette tegenaanval als mislukt mocht worden beschouwd. Gezien deze ongunstige ontwikkeling, besloot de C.V., na verkregen machtiging van den O.L.Z., in den namiddag het bevel tot den 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 61