met 3 schietgaten, welke te zamen een schootsveld van ongeveer i8o° hadden. De bewa pening bestond uit één lichte mitrailleur. Door hun afmetingen en de drie groote schietgaten waren zij zeer kwetsbaarvele dezer kazematten werden dan ook door een schot door één der schietgaten buiten gevecht gesteld (zie foto op blz. 60). De overige gevechtsopstellingen voor pantserafweergeschut (4,7), 8 st. en 6 veld waren meestal van hout en grond gemaakt. Veelal waren zij overdekt, soms met rails, soms met houten balken. De buitengewoon groote schietgaten maakten de opstellingen zicht- en trefbaar, waardoor de positie der bediening verre van benijdenswaardig was. De opstel lingen voor geweerschutters bestonden uit gevechtsloopgraven met houten bekleeding, terwijl op enkele plaatsen ook schuttersputten van gewapend beton waren aangebracht. In verband met de zeer groote lengte der verdedigingslijn en de behoefte aan draad versperringen elders, was nagenoeg over de geheele lengte op den Westelijken oever slechts één hekversperring aangebracht. Aangezien voor de Maaslinie Noord van Maasbracht slechts zeven bataljons infanterie ter beschikking stonden, waren ter verkrij ging van een aaneengesloten vuurfront aan de Maas alle mitrailleurs in voorste lijn opgesteld, waarvan vele tot aan den rand van het zomerbed naar voren waren gebracht. Dit had het groote nadeel, dat reeds bij het uitvallen van één of twee mitrailleurs een gat in het vuurplan zou ontstaan. Over reserve-mitrailleurs werd niet beschikt, de munitie-voorraad was spaarzaam, handgranaten waren vrijwel niet aanwezig. Zeer droevig was het in de geheele linie met de verbindingen gesteld. Wel waren de verbindingen van de vakcommandanten in de Peel-Raamstelling (zie onder b) tot en met de compagniescommandanten in de Maaslinie in orde, doch in de compagnieën ontbrak meestal alles. Aan de legerleiding was deze aangelegenheid wel is waar bekend, doch, aangezien hiervoor geen voldoende verbindingsmaterieel ter beschikking was, stond zij hiertegen volkomen machteloos. Dit heeft tengevolge gehad, dat de in gevecht gewikkelde kazematten en semi-permanente opstellingen in den morgen van den ioen Mei meeren- deels onbereikbaar waren en bevelen niet doorkwamen, waardoor er van een gevechts leiding geen sprake was. In deze stelling, met zijn hierboven zeer summier geschetste onvolkomenheden, moest de zwakke bezetting den strijd aanbinden met een zeer modern bewapenden, geest- driftigen en intensief geoefenden tegenstander, die, gelet op den omvang.van zijn plannen met een groote overmacht in een breed front zou oprukken. De ioe Mei 1940 heeft geleerd, dat het vertrouwen, dat de Nederlandsche legerleiding in het personeel van de Maasbataljons had gesteld, in geenen deele is beschaamd geworden. Ad b. De Peel-Raamstelling1) zie schets Nr. III). De Peel-Raamstelling had een groot passief weerstandsvermogen, hetgeen voornamelijk te danken was aan de gunstige terreingesteldheid en de daaraan aangepaste hindernissen en vel dver ster kingen. In het Zuiden, waar groote veenterreinen, onderwaterzettingen en landmijnenvelden den doorgang aan groote troepenafdeelingen beletten, was de verdediging samengetrokken nabij de wegen en de accessen. Noord van deze 48 De Raam is een waterloop, die een aanvang neemt Zuidwest van Wanroy en vandaar, Oost van Mill en onder verschillende benamingen, naar Grave stroomt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 68