het 6e Duitsche Leger (General-Oberst W. von Reichenau) onze grens van Vaals tot
Arcen (ten Noorden van Venlo). Het Maasgedeelte van Arcen tot Afferden werd niet
aangevallen. Noord van Afferden tot Weurd bij Nijmegen, trad de Zuidelijke vleugel
op van het i8e Duitsche Leger (General der Artillerie G. von Küchler), hetwelk tegen
Nederland werd ingezet.
Aangezien het kenmerkende element van den bliksemoorlog is gelegen in snel, over
rompelend optreden, is het begrijpelijk, dat van Duitsche zijde de tijd, benoodigd voor
het slaan van bruggen over de Maas, als verloren tijd werd beschouwd. Er is dan ook alles
op gezet om bestaande bruggen over de Maas, het Julianakanaal en het Maas-Waalkanaal
onbeschadigd in handen te krijgen.
Hiertoe werden overvallen gedaan met pantsertreinen en speciale overvalcommando's.
De deelnemers aan deze overvallen pasten verschillende krijgslisten toe, ook dezulke,
welke niet meer aanspraak mochten maken op den naam krijgslist, doch slechts als snood
verraad kunnen worden beschouwd.
Zoo hebben zij zich niet ontzien zich te vermommen in burgerkleeding of gebruik te
maken van Nederlandsche uniformen, voornamelijk van die der marechaussee en poli-
tietroepen. In vele gevallen waren deze uniformen bedrieglijke nabootsingen van de voorge
schreven Nederlandsche uniformen en weken hiervan eenigermate af (knoopen, onder
scheidingsteekenen, schoeisel, helmen, enz.). Ook staat onomstootelijk vast, dat personen
van Nederlandsche nationaliteit, na in Duitschland een militaire opleiding te hebben
ontvangen, zich er wel toe hebben geleend, aan deze overvallen daadwerkelijk deel te
nemen1). Overal treft de doodsverachting waarmede deze aanvallers zijn opgetreden, doch
tevens de rust en zekerheid, waarmede de Nederlandsche troepen in vele gevallen hebben
gereageerd.
De overgangspunten over de Maas zijn zoodanig gekozen, dat moet worden aangenomen,
dat de tegenstander volkomen op de hoogte is geweest van de door ons getroffen
maatregelen. Zulks blijkt eveneens uit het feit, dat volledige kaarten van onze kazemat-
tenliniën in het bezit van de Duitsche troepen waren. Een en ander behoeft geen verwon
dering te wekken, aangezien men van een schip af gemakkelijk de plaatsen en zelfs de schoots
velden der kazematten kon vaststellen.
Met het oog op den dreigenden toestand was voor de troepen aan de Maas en in de Peel-
Raamstelling reeds op 7 Mei de z.g. verhoogde graad van strijdvaardigheid bevolen. Op
9 Mei werd voor de troepen aan de Maas de volledige graad van strijdvaardigheid gelast
met ingang van 10 Mei 3.00, voor die in de Peel-Raamstelling met ingang van 10 Mei 4.00.
Bij het aanbreken van den morgen van den ioe" Mei bevonden zich al deze troepen
derhalve in de gevechtsopstellingen.
Het aanbrengen van de versperringen en het uitvoeren der vernielingen, ten Oosten
Dit blijkt uit den hierna aangehaalden brief van Martin van Haaien, zoomede uit gegevens, ver
kregen door het Tribunaal van het Arrondissement 's-Hertogenbosch. De bij de overvallen betrokken
Nederlanders zijn vermoedelijk grootendeels personen geweest, die in Duitschland, aan onze Oost
grens, woonachtig waren. Zij kregen in kampen, o.a. te Asperden bij Goch, een militaire opleiding,
doch schijnen door de Duitschers onkundig te zijn gelaten, omtrent het doel, waarvoor men beoogde
hen te gebruiken. Eerst in den namiddag van den gen Mei 1940 werden zij hiermede in kennis gesteld
en schijnt hun geoorloofd te zijn geweest, van deelname aan de overvallen verschoond te mogen blijven.
Hiervan schijnt door eenigen gebruik te zijn gemaakt.
50