voren komen. Deze deelde mede „spoorwegarbeider" te zijn, toonde een legitimatiekaart der N.S., voorzien van foto, handteekening en doordrukstempel, ten name van „Cox" (Document i) en beweerde „Naar 413" te moeten. Een bij deze controle aanwezige spoor wegarbeider der N.S. wist echter niet waar „413" was en bleek deze „collega" niet te kennen. De beweringen, zoomede accent en vorm der pikhouweelen, wekten argwaan, zoodat de sergeant het personeel op den West-oever telefonisch met een en ander in kennis stalde en versterking verzocht. Twee andere controles leverden hetzelfde resultaat op (Documenten 3 en 3). Andermaal stelde de sergeant zich telefonisch met den West-oever in verbinding. Tijdens dit gesprek overvielen de „spoorwegarbeiders", die ondertusschen tot een dertigtal waren aangegroeid, het Nederlandsche personeel, waarbij een korporaal sneuvelde en de sergeant zwaar werd gewond. Deze laatste zag nog, hoe een „spoorweg arbeider" zijn overall uittrok, waarna een Duitsch uniform met zilveren epauletten te voorschijn kwam. De Duitsche troep snelde de brug op, waar zij van de Westzijde af onder vuur werd genomen, doch juist toen zij op het midden der brug was aangekomen, vloog deze in de lucht, waarbij alle Duitschers omkwamen, (zt 3*45). Zoo was, dank zij de plichts betrachting en koelbloedigheid van het met de bewaking belaste personeel der politie- troepen, de overval mislukt, en konden de eenigen tijd daarna oprijdende treinen (een pantser- en een goederentrein) de Maas niet meer passeeren, terwijl de pantsertrein, voor namelijk door de rivier kazemat Noord (zie foto op blz. 47), met succes onder vuur kon worden genomen. De drie vervalschte legitimatiekaarten der N.S., welke door den sergeant werden afgenomen van de door hem gecontroleerde drie „spoorwegarbeiders", bleven in diens bezit en werden gedurende de bezettingsjaren door hem bewaard. Zij bevinden zich thans in het archief van Sectie G 8 van den Generalen Staf. Ook de strategische overval van de spoor- en voetbrug te Venlo had geen succes. Zij sprong te 4.17. Hierbij vond, evenals te Buggenum, de geheele aanvallende groep den dood. De uit Kaldenkirchen naar Venlo opgestoomde pantsertrein, werd hierdoor ver hinderd de Maas te overschrijden. Meer succes hadden de Duitschers bij den overval van de brug tusschen Gennep en Oeffelt. Zij wisten deze brug, met behulp van eenige personen, die op misleidende wijze gekleed waren in uniformen, welke veel op die van de Koninklijke marechaussee geleken, onbeschadigd in handen te krijgen. Met zekerheid kan worden aangenomen, dat deze personen Nederlanders zijn geweest, die in Duitschland een militaire opleiding hadden genoten, en, in verblinding en begeestering er van overtuigd hun vaderland tegen een Engelschen inval te behoeden, niet hebben beseft, dat zij zich aan landverraad hebben schuldig gemaakt1). Hierdoor konden even over vier een pantsertrein en een goederentrein ongehinderd deze brug passeeren. Bovendien konden over de brug troepen per rijwiel worden ingezet in den rug van de Maasverdediging tusschen Sambeek en Cuyk en in het front tegen de Peel-Raamstelling. Hoewel de twee bataljons (I-26 R.I. en n G.B.) de zoogenaamde Groep Maas-Waal onder C.-Brigade B ressorteerden en in dit korte overzicht buiten bespreking moeten b Dit blijkt uit een brief, welke een der deelnemers, SS-Anwarter Martin van Haaien i/SS Westland, heeft geschreven aan den leider der N.S.B., Ir. A. A. Mussert. Deze brief, waarin de overval uitvoerig wordt beschreven, werd op 9 Mei 1945 in de particuliere correspondentie van Ir. A. A. Mussert gevonden. 52

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 72