eens; vernomen meening als zou een en ander niet zijn geschied, is, gezien de feiten, niet te handhaven. Slechts door een noodlottige samenloop van verschillende omstandigheden had de tegenpartij in den vroegen morgen van 10 Mei eenigen tijd de beschikking over de spoorlijn GennepMill. De in deze spoorlijn gelegen Maasbrug tusschen Gennep en Oeffeit viel, door over rompeling, als eenige brug over de Maas en IJssel onbeschadigd in Duitsche handen. In het viaduct bij Beugen liggende in tweede lijn was wel een lading aangebracht, doch deze was, met het oog op het spoorwegverkeer, niet van ontstekingsmiddelen voorzien. Tenslotte waren de twee aspergeversperringen, ter plaatse waar de spoorlijn de Peel-Raamstelling snijdt, aangezien zij in derde lijn lagen en in enkele minuten konden worden aangebracht, nog niet gesteld. Voor het verloop van den strijd in de Peel-Raamstelling is het van overwegend belang geweest, dat reeds in den vroegen morgen van den ioen Mei 4.00 een pantsertrein en een goederentrein over de onvernielde brug tusschen Gennep en Oeffeit ongehinderd konden passeeren en, na zwakke detachementen te hebben ontladen bij het Westeinde der brug en op het station Oeffeit, konden doorrijden voorbij Mill, tot achter het defen siekanaal en tot in den rug der Peel-Raamstelling. Hier werd te 4.45, even Oost van de stopplaats Zeeland, een afdeeling ter sterkte van een bataljon uitgeladen. Deze troepen ontketenden onverwijld eenige acties in den rug van de bezetting der stelling. Een actie in Noordelijke richting (aanval a), waarschijnlijk met de bedoeling zich meester te maken van het West en Noordwest van Mill gelegen stellinggedeelte en de vandaar in Westelijke richting voerende kunstwegen, werd verijdeld door het krachtige vuur van III-20 R.A., nadat deze kanonnen, stuksgewijze, een frontverandering van T 120° hadden ondergaan. Vermoedelijk is het deze Duitsche troep geweest, die zich daarna naar het Zuiden heeft gewend en zich, gebruik makende van de plaatselijke gesteldheid van het terrein, in het bezit stelde van een aantal kazematten aan het defensiekanaal (aanval b). Een actie in Zuidelijke richting (aanval c), waarschijnlijk met de bedoeling zich meester te maken van den kunstweg MillVolkel, werd door het kordate optreden van de aldaar geplaatste sectie van het y Regiment Infanterie (3 R.I.) eveneens verijdeld. Dank zij het uitstekend initiatief der plaatselijke sectiecommandanten van 1-I-3 R.I., werden de beide aspergeversperringen op de spoorbaan alsnog aangebracht; benevens werden door enkele dappere pioniers, onder vijandelijk vuur, eenige mijnen uit een mijnen veld opgegraven en onder de rails geplaatst. Toen dan ook de pantsertrein, na op de halte Zeeland te hebben gewisseld, tusschen 5.00 en 6.00 den terugweg aanvaardde, derailleerde deze op die plaats, waardoor het gebruik van de spoorlijn verder onmogelijk werd gemaakt. Aan het moedig optreden van een onderofficier, belast met de vernielingen, was het te danken, dat ook nog te Oeffeit een brug in deze spoorlijn werd vernield, evenals een brug in den kunstweg GennepOeffeit—HapsMill. De goederentrein, die zich nog eenige malen tusschen de halte Zeeland en den gederailleerden pantsertrein verplaatste, werd in den loop van den dag door personeel van het 2e Regiment huzaren-motorrijder (2 R.H.M.) met vuur van pantserafweergeschut en zware mitrailleurs tot stilstand gebracht. Ook de ie Sectie van de 21' Batterij 6 veld heeft aan dit vuur deelgenomen en zond o.a. drie treffers door de locomotief. Later op den dag hebben patrouilles den trein blijkbaar in brand gestoken. 57

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 77