In het front der Peel-Raamstelling was te d; 8.00 de vijand genaderd van Oeffeit uit tot Haps, alwaar nog tegenstand werd geboden. 2 R.H.M. werd door C.-III L.K. ter beschikking gesteld van C.-Peeldivisie om de front lijn bij Mill te herstellen. Mede doordat tusschen C.-Peeldivisie en C.- 2 R.H.M. geen overleg had kunnen plaats vinden aangaande den plaatselijken toestand, had een door dit regiment, in den namiddag van den ioen Mei, ingezetten tegenaanval langs spoorlijn en kunstweg, niet het gewenschte gevolg. Tusschen 12.00 en 13.00 verschenen de eerste Duitsche afdeelingen uit Oostelijke richting voor de kazemattenlinie van het defensiekanaal. Dank zij het uitstekend optreden van plaatselijke commandanten en bezetting gelukte het de tegenpartij tot 18.00 niet het front te doorbreken. Omstreeks 18.00 kwamen sterkere vijandelijke afdeelingen voor de stelling aan. Aangezien de Duitsche legerleiding er blijkbaar alles aan gelegen was, dit stellinggedeelte nog op 10 Mei in handen te krijgen, werd, ondanks het late uur van den dag, de aanval in front krachtig voortgezet. Tusschen 18.00 en 19.00 werd dit stelling gedeelte met duikbommenwerpers gebombardeerd. Vooral deze aanval heeft het moreel van deze troepen, die reeds den geheelen dag in touw waren geweest, aanmerkelijk ge schokt. In den loop van den avond slaagde de tegenpartij er in een gedeelte der kazematten- linie langs het defensiekanaal op te rollen en in de stelling door te dringen. De gebeurtenissen bij Mill speelden zich af in het meest Noordelijke vak van de Peel- Raamstelling. In de vier overige vakken geschiedde dien dag niets van beteekenis. III L.K. en de Lt.Div. verlieten, overeenkomstig de in den morgen van den iopn Mei gegeven bevelen, reeds in den loop van dien dag Noord-Brabant. 3 G.B., gelegerd in en nabij Roosendaal en Bergen op Zoom, kwam ter beschikking van C.Vg.H. In den laten namiddag van den ioen Mei had het bataljon het Hollandsch Diep bij Willemstad gepasseerd (zie blz. 118). 6 G.B., gelegen in de omgeving van Breda, ontving de opdracht het bruggenhoofd Moerdijk, dat bij het aanbreken van den dag door een overval in Duitsche handen was geraakt, van het Zuiden uit te hernemen. Op grond van te zijner kennis gekomen gegevens zag C.-Peeldivisie in den loop van den avond den toestand somber in. Hij verzocht den O.L.Z. machtiging terug te mogen gaan achter de Zuid-Willemsvaart, waar opnieuw weerstand zou worden geboden. Deze machtiging werd te 22.00 verleend. De terugtocht der troepen uit de Peel-Raamstelling begon te 24.00. De onderdeelen in het vak Weert, die in stelling lagen langs de Zuid-Wil lemsvaart van de Belgische grens tot Nederweert, bleven uit den aard der zaak ter plaatse. Het bevel van den terugtocht bereikt 1-3 R.I. en 1-6 R.I. niet, zoodat resten van deze bataljons nog op 11 Mei bij Mill stonden. ■6. De territoriale verdediging van zuid-limburg. Het gebied van den Territoriale-bevelhebber in Zuid-Limburg (T.B.Z.L.) omvatte Zuid- Limburg ten Zuiden van Maasbracht. Voor de bezetting hiervan waren vijf bataljons ter beschikking gesteld t.w. 37 R.I., uit drie bataljons bestaande, 37 G.B. en 13 G.B., benevens eenige kleinere eenheden. 5. De OVERIGE GEBEURTENISSEN IN NOORD-BRABANT OP 10 MEI 1940 BIJ DE AANVANKELIJK ONDER BEVEL VAN C.-III L.K. STAANDE TROEPEN.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 79