dan ook op 10 Mei van 3.30 af langs de geheele grens in het gebied van den T.B.O. plaats vond, is ze overal tijdig gemeld. Hier en daar geraakten de grensdetachementen in gevecht of werden afgesneden en gevangen genomen, elders konden ze terugtrekken achter den IJssel, doch hun hoofdtaak, waarschuwen, hebben ze volbracht. Het 2e échelon heeft nagenoeg overal de voorbereide vernielingen ten uitvoer kunnen brengen zij het dan ook dikwijls op het nippertje en kon nog voor een groot gedeelte achter de rivier terugtrekken. Hierbij werden soms staaltjes van koelbloedigheid betoond, zooals door den sergeant, commandant van object 2147, die zich te Didam den terugweg zag afgesneden door een colonne Duitsche infanterie van 100 man. Hij gaf den chauffeur opdracht met volle vaart door te rijden; terwijl hij zijn geweer door de voorruit stak, de chauffeur met één hand zijn pistool hanteerde en de lichte mitrailleur achter in de auto achter een barricade van dekens stond opgesteld, sloegen zij zich al vurende door den totaal overbluften en snel dekking zoekenden Duitschen troep heen. Mede door het feit, dat deze gebieden eerst laat in Staat van Beleg waren verklaard, heeft de vijand tijd en gelegenheid genoeg gehad, om plaats en soort der versperringen te onderkennen en zijn maatregelen te nemen. De waarde van deze zuiver passieve vertra ging werd dan ook niet te hoog aangeslagen. Niettemin achtte men haar voldoende om-over rompeling van de aan den IJssel opgestelde bataljons te verhinderen en als zoodanig hebben de vernielingen ook haar nut afgeworpen. Een bijzonder voorval bij het 2° échelon verdient nog de aandacht. Reeds vóór de eerste grensoverschrijding, vermoedelijk te i 2.50, kwam bij de reeds gestelde „asperge-versperring" te Didam een rijwielpatrouille aan, sterk ongeveer 40 man1) onder een sergeant-majoor, allen gekleed in een uniform, die veel op het Neder- landsche geleek, zooals later bleek, met kartonnen helmen. Hoewel de sergeant-majoor voorzien was van een door den chef van den staf van den T.B.O. geteekend doorlaatbewijs, wekten hun gedragalleen de sergeant-majoor sprak Nederlandsch, alle overigen bewaarden het stilzwijgen en hun afwijkende bewapening, argwaan bij den aanwezigen officier. Deze hield de patrouille aan en toen bij navraag bleek, dat het doorlaatbewijs vervalscht moest zijn, werd de patrouille ontwapend en in een autobus op transport gesteld. Juist op dit moment verschenen eenige vijandelijke motorvoertuigen, welke langs een anderen weg, waar de versperring nog niet was gesteld, waren doorgedrongen. De autobus met de gevangen genomen Duitschers kon nog vertrekken, doch werd kort daarna, toen voor een reeds gestelde versperring moest worden gestopt, door Duitsche motorrijders achterhaald, die de gearresteerde patrouille ontzetten. Aangenomen moet worden, dat men te doen heeft gehad met verkleede Duitschers, die in het raam van de andere overvallen op de Maasbruggen in Limburg, hier een overval op de brug bij Westervoort in den zin hadden. In het vak van Groep IJssel-Zuid is het den vijand gelukt bij Westervoort en Doesburg (207 Div., versterkt), zoomede bij Zutphen (227 Div., versterkt) overgangen te forceeren. Reeds om 4.15 verscheen voor de versperde brug bij Westervoort een pantsertrein. De brug kon echter nog tijdig worden vernield (4.45). De rivierkazematten werden door dien pantsertrein onder vuur genomen, welke omgekeerd treffers hiervan, alsmede van de pag. en 8 st„ te incasseeren kreeg en daarna terugreed tot buiten het schootsveld van deze wapenen. Doch mede met vuursteun van dezen pantsertrein gelukte te i 8.00 de overgang 68 1) Volgens verslag T.B.O. Andere verslagen vermelden de sterkten 25 en 28. Ook het tijdstip staat niet volkomen vast.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 88