Grebbestelling en de stellingen tusschen Rijn en Maas, alsmede een zoo lang mogelijk verdedigen van Brabant in de Peel-Raamstelling, daarbij na het uitbreken van den oorlog zoo mogelijk aansluiting zoekende aan Belgische troepen en rekenende op spoedige hulp van onze eventueele bondgenooten. Daartoe bezette III L.K. met toegevoegde troepen de Peel-Raamstelling, in het Zuiden beveiligd door de Lt.Div. Na de wisseling in het opperbevel werd de hoofdtaak van het V.Lr.: „Bij een grens overschrijding door de Duitschers: met de troepen van de Groep Merwede, III L.K., Brig. G.1), Brig B., Brig. A., II en IV L.K. de hardnekkige verdediging voeren in aansluiting aan het Z.front van de Vg. H. in de Groep Merwede, achter de Linge, de Waal, in de Betuwestelling (linie Ochten-De Spees) en in de Grebbestelling (Valleistelling). Te dien einde moest III L.K., uiterlijk in den nacht, volgende op den dag van agressie, Noord van de Maas (c.q. de Waal) worden teruggenomen, terwijl de Lt.Div. met het niet-gemotoriseerde gedeelte de Bergsche Maas ten Westen van Heusden moest overschrijden en met het gemotoriseerde gedeelte het Hollandsch Diep bij Moerdijk. De Lt.Div. moest daarna op nader bevel van den O.L.Z. achter de Merwede worden teruggenomen, hetgeen eerst plaats zou hebben, wanneer de voortgang van den terugtocht van III L.K. dit naar het oordeel van den C.V. mogelijk zou maken. Tenslotte zou de Brig. B. haar stelling in het land van Maas en Waal blijven bezetten, tot de voortgang van den terugtocht van III L.K. het mogelijk zou maken deze brigade over de brug bij Tiel tot achter het Waalfront terug te nemen. De voor den terugtocht van III L.K. en Brig. B benoodigde bruggen over de groote rivieren, zouden, voor zoover niet reeds gereed, door de zorg van den O.L.Z. worden aangebracht. In verband met het vorenstaande was III L.K. uit de stellingen genomen en geconcentreerd om 's-Hertogenbosch (zie blz. 26). c. Paraatheid. Op 7 Mei waren alle verloven voor het leger ingetrokken2). Bij het V.Lr. waren verschillende „graden van paraatheid" vastgesteld, nl. graad 1, 2, 3, en 4, welke werden bevolen naarmate het gevaar voor een overval kleiner of grooter werd geacht. Daar dit gevaar steeds grooter werd, gelastte de C.V. in den avond van 9 Mei, in verband met de van den O.L.Z. binnengekomen berichten, dat op 10 Mei te 4.00 door Brig. A. en B. en te 5.00 door II en IV L.K. graad 3 van de paraatheid moest zijn bereikt. Dit hield in hoofdzaak in, dat op de genoemde uren de voorposten en de frontlijn moesten zijn bezet; de eerste zoodanig, dat de voorpostendienst langdurig kon worden volgehouden, terwijl in de frontlijn op de belangrijkste punten de automatische wapenen moesten kunnen worden bediend. Voorts moest de artillerie, aangewezen voor steun aan de voorposten, alsmede die voor vuur op groote afstanden, tot vuren gereed zijn, terwijl de telefoon-, radio- en verreschrijfposten dezen nacht moesten worden bezet. 77 Zie blz. 26. 2) Een aantal officieren en militairen van lageren rang keerden daardoor na langdurige afwezigheid (studie-, landbouwverlof, enz.) op 7 Mei bij hun onderdeel terug en stonden dus bij het uitbreken van den oorlog min of meer vreemd in den troep. Op verschillende plaatsen is dit van nadeeligen invloed geweest op de aanvoering.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 97