S7
op te breken; de vereenigde vloot keerde vervolgens naar Cadix terug.
Intusschen was het leger van den dauphin van St. Truijen naar Ton
geren teruggemarcheerd en had zich tusschen deze plaats en Borgswa-
remme gelegerd. Willem III verplaatste daarop het zijne naar Mont
St. André, waar het op 23 Juli stelling nam met den rechtervleugel tot
Tavier, den linkervleugel tot Molembaix. Dit noopte den dauphin tot
een aehterwaartsche beweging in de richting van Hoei, met den linker
vleugel tot Val Nostre Dame, den rechtervleugel tot Ologne, ongeveer
te zelfder plaatse, waar in het vorige jaar de Franschen gelegerd waren
bij het beleg van Hoei. Aldus bleef men een korten tijd in elkanders nabij
heid, zonder dat het tot een ontmoeting kwam (1).
Op 15 Augustus zond de koning den grooten trein naar Leuven, twee
dagen later het leger naar Sombrefl'e. Dientengevolge aanvaardden de
Franschen een marsch langs de Maas en de Sambre tot Bergen, voorts
tot Condé (23 Augustus), aldus een grooten cirkel beschrijvende om den
kleineren marschweg van de geallieerden, loopende van de Maas over
Soignies, Braine le Comte, Cambron naar Frasnes bij Leuze in Hene
gouwen. Willem III, begrepen hebbende dat een ontmoeting niet viel
te bereiken, gaf bevel om op 24 Augustus over de Schelde naar Espierres
te gaan; aangezien de brug door den vijand sterk bezet was, kon de
overgang pas bij Oudenaerde geschieden, waarna een kampement werd
betrokken tusschen deze plaats en Deynze aan de Leije, met liet hoofd
kwartier te Wannegem en in verband met de stelling van den keurvorst
van Beieren bij Kruishouten. De dauphin volgde gelijktijdig den linker
oever der Schelde, trok voorbij Doornik over de Leije en ging kampeeren
tusschen Kortrijk en Cuerne. Hoewel het leger des konings versterking
kreeg van versche Engelsche korpsen en van een gedeelte der troepen
van Coehoorn uit Luik, terwijl het leger van den dauphin moest verminderd
worden ter beveiliging van Fransch-Vlaanderen, bracht dit geen veran
dering in de wederzijdsche verhouding. Op 4 September overschreden
de geallieerden de Leije, kwam het hoofdkwartier te Wortegem, op 9 Sep
tember te Rousselaere (Roulers), waarna het leger zich verspreidde tot
Dixmuiden. Deze plaats werd den vijand ontnomen en evenals Deynze,
beter versterkt (2). Op 29 September overviel een Fransch detachement
uit Bergen het cavalerie-kamp te Maffle (nabij Ath). Den generaal-majoor
t' Serclaes de Tilly trof het ongeluk in krijgsgevangenschap te geraken;
tegen een losgeld van 1500 herkreeg hij de vrijheid.
De veldtocht van 1694 in de Nederlanden leverde een niet onbelangrijk
voordeel op door de herovering van Hoei; een plaats, welke in handen
des vijands, de gemeenschap belemmerde tusschen Maastricht en Luik.
Nadat op 17 September de hertog van Holstein-Pioen voor de stad was
verschenen, gaf de magistraat haar den volgenden dag over en kreeg
(1) Res. R. v. St. 28 Juli, 21 Augustus, Ing. Miss. 22, 26 Juli 1694.
(2) Res. S.G. 12, 13 September, Res. R. v. St. 13 September, Ing. Miss. 24 Juli. 16-19
Augustus 1694.