91 „aensien of ze compleet of niet" sijn gedurende den winter tot 25 Maart vol nit te betalen, bovendien met een gratificatie van 8 man; aan dit verzoek, volgens welk elke kapitein de soldij voor 8 man ontving, zonder dat ze aanwezig behoefden te zijn, gaf Groningen geen gevolg (1). Gedurende den winter bleef het Staatsche leger in de Zuidelijke Neder landen onder bevel van den veldmaarschalk, hertog Johan Adolf van Holstein-Ploen, de cavalerie onder generaal Godart van Reede-Ginkel, graaf van Athlone, de infanterie onder generaal Ferdinand Willem, hertog van Wurtemberg, de artillerie onder generaal Julius Ernst van Tettau; voorts waren ingedeeld twee luitenant-generaals en drie generaal- majoors der cavalerie, twee luitenant-generaals en vier generaal-majoors der infanterie, twee directeurs der approches, Tobias Reynhard en Johan Vleugels, met drie ordinaris- en zes extra-ordinaris ingenieurs. De schepen, gedurende den veldtocht ter beschikking van de generaals, moesten uiterlijk op 1 November ontslagen worden, ongeacht of de gene raals in functie bleven. Van de infanterie lagen 8 regimenten te Maas tricht, 2te Tongeren, 2te Hasselt, 10te Luik, 2te Hoei, 2te St. Truijen, 2te Diest, 1te Sichem en Aerschot, 1te Haelen en Herck, alle bestemd: „qui sortiront a la Meuse en cas d'Allarme et autre- „ment". De in dienst gebleven veld-artillerie kreeg Mechelen tot stand plaats. Het groote legerhospitaal te Brussel onderging een inkrimping tot op den voet van den vorigen winter (2). In weerwil van den oorlog waren de betrekkingen tusschen de bewoners van de Spaansche Nederlanden en Frankrijk nimmer geheel verbroken. Vlaanderen en Henegouwen leverden heimelijk groote hoeveelheden graan aan den vijand, beruchte Belgische smokkelaars de „maqui- „gnons" voorzagen 's vijands cavalerie voortdurend van paarden; wederkeerig zonden de Franschen wijn en andere koopwaren. De in 1694 getroffen maatregelen maakten aan den smokkelhandel grootendeels een einde. Op 29 September 1693 kreeg Sebastiaan Bossier weder commissie „tot het ontdecken der fraudes, dewelcke in het uytvoeren van paerden „tegens de placcaten ende ordres van 't Landt wierden gepleegt". In Januari van het volgende jaar mocht Philip Jacob een compagnie van 150 fusiliers oprichten „tot het doen van coursses en executien op 's vy- „ands bodem"; de door hem aangehaalde goederen kwamen voor een- vierde ten voordeele van den Staat, een-vierde voor de gouverneurs of commandeurs van plaatsen, waar ze werden opgeslagen, de helft aan den kapitein en zijne compagnie; overigens genoten de soldaten de helft der gewone soldijhet eerste optreden liep ongelukkig af: eenige aangehaalde, met graan beladen paarden werden door Luiksche militie genomen en de fusiliers gevangen gezet. Hunne Hoog Mogenden bedankten voor de aanbiedingen van Eduard Keyser Semein tot oprichting eener vrije (1) Res. R. v. St. 26 October, 2 December 1694. (2) Res. R. v. St. 29, 30 October, 4, 12 November. Zie Aanteekening N° 22.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 105