92
compagnie op dragonderstraktement en van den Deenschen kapitein
in Britschen dienst Louis de Baudwen, zich noemende „particulier
„partisaan" onder hertog Ferdinand Willem van Wurtemberg (1).
Op 9 Mei 1694 drongen Fransche benden van 20 tot 80 man in de
Meierij van 's-Hertogenbosch, staken het dorp Eersel in brand, plunder
den de dorpen Postel, Bladel, Hapert en Duysel, en voerden gijzelaars
mede. Dit gelukken schreef de Baad van State toe aan de slechte toepas
sing van het reglement van 22 October 1692, hetwelk het toezicht op de
verweermiddelen opdroeg aan den hoogschout van de stad en de Meierij,
in plaats van aan de kwartierschouten van de dorpen. Ter beveiliging van
de Meierij zonden Hunne Hoog Mogenden naar Hamont en Peer 50 dra
gonders en 50 soldaten onder 't commando van officieren, die de land
streek kenden en die ook des zomers daar zouden blijven „wanneer de
„militie ver van de hand en de passagie open is"; de ingesetenen moesten
bij dag en nacht „scherpe wagt" tegen vijandelijke partijen en vage
bonden houden. In Augustus ondernam het Staatsolie garnizoen van Atn
een inval in 'svijands land tot invordering van contributiën; bij terugkomst
bleek, dat slechts „twee voorname gevangens vande non contribuerende
„dorpen waaren mede gebragt, omdat meest alle d andere suffisantste
„in en opgesetenen met Spaansche paspoorten voorzien waaren" een
ongeoorloofde handelwijze, waartegen Hunne Hoog Mogenden bevalen
„de kraghtigste devoyren aan te wenden, ten eynde de voorschreve ver
dunde paspoorten ten spoedigste ingetrokken ende van nul en geender
„waarde mogen verclaert werden", voorts te zorgen om gijzelaars „onaan-
„gesien haare paspoorten metten stercke hand te doen ophaalen en ge
hangen houden". Op klachten van keurvorst Johan Willem van de
Palts „dat partijen insolentie plegen op zijn gebied", beloofde men schul
dige partijgangers „nae behooren" te zullen straffen, mits de keurvorst
zou waken tegen het in strijd met de plakkaten verschaffen van pospoorten
voor koopmanschappen naar den vijand. Toch gebeurde t' wel, dat ook
de Republiek paspoorten voor smokkelwaar verschafte, zooals op het
bericht van den hertog van Holstein-Ploen, dat de stad Maastricht onvoor
zien was van Fransche brandewijn, waardoor het garnizoen „ten hoogste"
kwam te lijden; hij vroeg en verkreeg de vereischte paspoorten „ten eynde
„binnen de voorschreve stad vyff en twintig stucken Brandewijn van
buyten" te doen invoeren (2).
De krijgsverrichtingen van 1694 in Duitschland behoorden tot de meest
onbeduidende. Op 10 Juni trok de Lorge bij Philippsburg over den Rijn
naar Bruchsal, waarbij zijne troepen groote verwoestingen op 't platteland
aanrichtten. Tegenover hem had de prins van Baden zijn hoofdkwartier
(1) Res. S.G. 8 Januari, 13 Februari, 6, 29 Maart, 24 Mei, Res. R. v. St. 15 Januari 1694.
Zie Aanteekening N° 23.
(2) Res. R. v. St. 6, 13 Augustus, 13 October, Res. S.G. 13 October, 9 November, 14, 20
December, Lias loopende dd. 20 December 1694, Res. R. v. St. 10 Februari 1695.