98
„dog gelieffden gepersuadeert te wesen dat de oorlog niet te voeren is
sonder gereed geld, en dat de schulden van tijd tot tijd vermeerderden,
„en nu so hoog gestijgert waren, dat het credit geheel manqueerde en de
„uyterste ongelegentheden te dugten waren". De resident te Brussel,
Johan Hulft, beschreef „den toestand van s' lands legerhospitalen,
„zoverre onder zyn directie, naeckt en klaegelyck". Wegens geldgebrek
had men verstrekking van geneesmiddelen moeten beperken; de intendant
had last ontvangen om zich van bedden te voorzien, maar aanwijzing
omtrent de uitvoering bleef achterwege. Op bijzondere gelegenheden ter
verpleging viel weinig staat te maken. De officieren van de regimenten
op marsch van den Maaskant naar Leuven „klaeghden bitter dat men hare
„siecken weygerde in te nemen in de gasthuysen voor reekeninge vant
„Land, maar van hen vergde in te staan voor 10 stuivers elke zieke".
Toen half April het leger vereenigd was bij Leerne Saint Martin, ten
noorden van Deynze, trof Everhard van Weede, heer van Dijkveld,
een schikking met de abdis van het klooster de Byloque te Gent over het
innemen en verplegen van zieken en gekwetsten, op den voet als in 1694
door Huift met haar was overeengekomen, doch thans verhoogd met
£3 daags voor 6 bedienden: wel erg duur, maar men moest bedenken,
dat de abdis onafhankelijk was van de stad en zelfs van den keurvorst
van Beieren. Een middel om de „incurable soldaaten" van zich af te schui
ven, bestond daarin, dat men hen met eenig reisgeld zond naar heeren
gecommitteerden of gedeputeerde staten, ten einde ze „uit den post van
„de appointez te alimenteren" (1).
Alvorens Engeland te verlaten, stelde Willem III een Raad van Re
gentschap in en benoemde Meinhard van Schonberg, hertog van Lein-
ster, tot bevelhebber der troepen in het vereenigde koningkrijk. Op 12
Mei verliet de koning Kensington, kwam op 24 Mei te 's-Gravenhage en
begaf zich weldra naar het leger te Deynze, hoofdzakelijk samengesteld
uit de Engelsche en Schotsche korpsen onder James Butler, hertog van
Ormonde. Te Celles, ten westen van Luik, stonden de Spaansche, Staat-
sche en enkele Duitscbe troepen onder bevel van Maximiliaan Emanuel,
keurvorst van Beieren; Dijkveld vergezelde den keurvorst als vertegen
woordiger der Republiek. Tusschen Yisé en Eysden lag een kleine macht
van Brandenburgsche, Luiksche en enkele Staatsche korpsen; Francois
Castaigne voorzag de Brandenburgers van fourage, Machado en Perey-
ra leverden hun het brood (2).
De hoofdmacht der Franschen was opgesteld tusschen Condé en Valen
ciennes onder het opperbevel van Francois de Neufville, hertog van
Villeroy (3). Op 14 Januari was Francois Henri de Montmorency,
hertog van Luxemburg, overleden.
(1) Res. R. v. St. 3 Januari, 15, 20, 22 April, 11 Juni, Res. S.G. 15, 28 April, 23 Juli 1695.
(2) Res. S.G. 15 April, Res. R. v. St. 5 Mei 1695.
(3) Zie Europische Mercurins 1695, July bladz. 76.