99
De Fransche liniën, zich uitstrekkende van Veurne aan cle Noord-zee
tot Commines aen de Leye, waren in 't voorjaar verlengd tot Doornik
aan de Schelde, met vaste steunpunten te Yeurne, Knokke, Yperen,
Meenen en Doornik, alwaar Villeroy het hoofdkwartier vestigde. Een
kleine macht onder Boufflers stond aan de Sambre.
Willem III vestigde in 't begin van Juni het hoofdkwartier der gealli
eerden te Ninove, weldra te Meerbeek, terwijl prins Karel van Lotharingen-
Vaudemont met een korps in Vlaanderen achterbleef (1). Hertog Ferdi
nand Willem van Wurtemberg ontving van den koning begin Juni de op
dracht, 's vijands aandacht van Namen af te leiden. Het betrof een aanval
uit Rousselaere (Roulers) in de richting van Knokke op de Fransche linie
aan den IJser. De hertog behaalde inderdaad eenig voordeel. In 1692
was Namen overgegeven, terwijl de door Coehoorn ontworpen werken
nog niet waren voltooid. Thans, na een arbeid van drie jaren volgens de
plannen van Vauban, gold de vesting voor onoverwinnelijk, gelijk dan
ook op een der poorten stond gegrift„Reddi quidem, sed vinei non potest"
(Zij kan overgegeven, maar niet door geweld overmeesterd worden).
Op '2 Juli geschiedde de berenning van Namen door Athlone op zoo n
onverwachte wijze, dat Boufflers nauwelijks tijd vond om binnen te
geraken. De bezetting kwam daardoor op 16000 man; de magazijnen
waren behoorlijk voorzien. De gouverneur, luitenant-generaal Louis
de Guiscard, graaf van Bourlie en Neuvy, kon er op vertrouwen, dat
Villeroy met zijn sterk leger ongetwijfeld tot ontzet zou oprukken.
Adriaan van Borssele van der Hooge, heer van Geldermalsen, hield
den Raad van State geregeld op de hoogte van den gang van zaken;
hij was door den koning naar Maastricht gezonden „tot het stellen der
„nodige ordres tot de expeditie die aen die kant voorhanden is". Voor
namelijk de Meierij van 's-Hertogenbosch leverde pioniers met hunne
karren. Groote hoeveelheden belegeringsgeschut met al wat daarbij be
hoorde werden aanhoudend toegevoerd, verwisseld of aangevuld; uit
Sas van Gent kwamen, behalve veel worpgeschut, twee ijzeren kettingen
ter overspanning van de Maas om de nadering van branders tot de bruggen
te beletten; Holland leende weder „onder de ordinaris versekering
Maastricht was een tijd lang van geschut nagenoeg ontbloot. De provin
ciën ontvingen ernstige aanmaning om op de legerlasten „een seer notable
„somme gelds van stonden aen te furneren"; het beleg zou „van excessive
„kosten" zijn en 'twas voorzeker „dat seer veel artillery en allerhande
„munitiën daer in sullen geconsumeert en t' onbruik geschooten werden";
aangezien het aantal paarden te groot was om de voeding uit 't land te
kunnen betrekken, moest voor gevulde magazijnen gezorgd worden,
waartoe Machado en Pereijra het ration voor één stuiver minder zouden
rekenen dan in 't vorige jaar (2).
(1) Res. R. v. St. 8, II Juni 1695.
(2) Res. R. v. St. 29 Juni, 4-9, 13, 15, 21 Juli, 13, 24 Augustus. Ingekomen Miss. 27 Juni,
2, 6, 27 Juli, 1, 17 Augustus. Res. S.G. 5 Juli 1695.