102 kwam op 13 Augustus te Anderlecht met het doel om Brussel te bom bardeeren, als weerwraak van de handelingen der vloten tegen de Fransche kusten. Willem III achtte het verlies van Brussel minder nadeelig dan het verlies van een veldslag of het opbreken van het beleg van het kasteel v. Namen; daarom liet hij het trouwens veel zwakkere leger rustig te Waterloo in stelling. Van 13 tot 15 Augustus had Brussel een bombar dement te verduren, hetgeen aan Villekoy geen voordeelen opleverde, eerder tijdverlies voor een mogelijk ontzet. Toen op 21 Augustus de Franschen van Soignies op marsch togen naar Fleurus, verwachtte men algemeen een aanval op de pas door Vaudemont ingenomen stelling bij Mazijmaar er gebeurde niets en de door Willem te versterking gezonden cavalerie en infanterie konden onverrichte zake terugkeeren. Op 23 Augus tus aangekomen te Gembloux, meende men door 's vijands rusteloosheid in den avond, dat hij den volgenden dag zou aanvallen, zoodat het leger zich tijdig achter de retranchementen in slagorde schaarde. Wederom gebeurde niets bijzonders. Villeroy trok bij Charleroi over de Sambre: steeds vond hij Vaudemont tusschen zich en de bedreigde Citadel (1). Na de overgave van de stad Namen, kon niet onmiddellijk worden overgegaan tot het beleg van het kasteel, wegens gebrek aan geld om de arbeiders te betalen „dewelcke sonder betaling onwilligh sijn om met „pericul van haar leven te dienen". Op Holland, dat aan zijne verplich tingen in de legerlasten had voldaan, kon voor verdere geldbezorging niet gerekend worden. Niettemin waren op 30 Augustus „de bressen in Terra „Nova en het werk van Coehoorn bequaem om bestormt te werden". De aanval geschiedde op zes plaatsenten koste van een verlies van 2000 man, onder wie de kolonel Gerrit van Heeckeren, bleef men van vier plaatsen op de contrescarp meester, doch moesten de bressen weder worden prijsgegeven. Boufflers wenschte een tweeden aanval niet af te wachten en liet op 1 September „de chamade" slaan, waarop terstond gijzelaars werden gewisseld. Op 7 September had de uittocht plaats van de bezetting, die van 16000 man tot 5100 was geslonken. Op last van Willem III maakte Everhard van Weede, heer van Dijkveld, aan Boufflers bekend, dat de vrije uittocht niet op hem toepasselijk was. Hunne Hoog Mogenden droegen hunne ambassadeurs en ministers op om als oorzaak van dezen maatregel ter kennisse van de verschillende mogendheden te brengen: „dat in July als de steden van Dixmuyden „en Deynse by capitulatie aen den vyand overgingen, bij capitulatie „expresselyck is ter neder gestelt: Dat de militie in de selve plaetsen, „sonder exceptie van eenige natie soude werden prisonniers de guerre „ofte crygsgevangenen, ende dat zy soude werden getracteert naer het „Cartel ontrent het begin van den tegenwoordigen oorlogh gemaeckt". Alle dezerzijds beproefde middelen tot toepassing van het artikel uit het dd. 29 December 1690 gesloten cartel, bepalende de uitlevering binnen 14 dagen door uitwisseling of betaling van rantsoen, bleken vruchteloos. (I) Ing. Miss. R.v.S. 8, 21 Augustus 1695. Zie Aanteekening N° 24.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 116