108
voor de magazijnen van fourage gedurende den winter van 1695 op '96
in de Spaansche Nederlanden en langs de Maas. De vijand hield een
groote macht onder de wapenen, en beschikte over goed gevulde maga
zijnen op de frontieren van Brabant, Vlaanderen en Luik. Ook de Repu
bliek, met name de Raad van State had daarvoor te zorgen, voorwaar
geen gemakkelijke taak! Te Maastricht kostte een brood van 6 U bij de
bakkers anderhalve stuiver minder dan bij de proveditors Machado
en Pereyra en het brood was bovendien van betere hoedanigheid. Toch
moest de militie in de Spaansche Nederlanden en het Land van Luik haar
brood van de proveditors betrekken, officieel „om gewigtige redenen",
werkelijk omdat zij groote sommen van onbetaald gebleven, vroegere
leveringen te vorderen hadden. Ter voorkoming dat het duurdere en min
der goede brood aanleiding tot desertie en gevaar voor de recruteering
kon geven, werd voor een regiment infanterie de verplichte levering op
800 rations per etmaal gesteld, verdere inkoop vrij gegeven; voor de be
reden troepen, naar verhouding. De leveranciers zagen van elke verplich
ting af tegen een vergoeding van 50 per compagnie infanterie, van
42 van eene te paard. Gelijk in den vorigen winter moest de Republiek,
met Engeland, gedeeltelijk voorzien in de verschaffing van brood en fou
rage aan de Brandenburgsche troepen, zoolang zij aan de Maas bleven
overwinteren. Bedorven waren getuigden van slecht beheer. De Staatsche
commandant van Nieuwpoort, kolonel Barend Johan van Prott,
rapporteerde de onbruikbaarheid van een vierde deel van den biscuit-
voorraad. Te Hoei zat men met een groote hoeveelheid bedorven kaas
en spek, welke aan den meest biedende werd verkocht. Te Maastricht
liet de hertog van Holstein-Ploen een groote partij hooi „dat wegens syn
„vogtigheid geen vuur konde vatten" in het water werpen; de paarden
aldaar moesten „bij manquement van stroo opden blooten gront en stee-
„nen" verblijven en waren „so seer afgegaen en verslegt door het quaed
„voeder", dat zij onbruikbaar waren voor den velddienst. De generaal
graaf van Athlone zorgde er voor, dat de Maastrichtsche ruiterij gelijke
toelage voor stroo zou krijgen als aan de Staatsche compagnieën te Brussel,
Leuven, Mechelen en Namen was toegekend (1).
In December verlieten de Luiksche troepen alle kwartieren, waar
Staatschen in bezetting lagen. Te Luik lagen 2 bataljons van het regiment
Nassau-Friesland en 10 regimenten elk van één bataljon onder de bevelen
van generaal-majoor Karel Lindeboom en brigadier Johan Theodor
van Friesheim. Bij gehouden inspecties over de garnizoenen van Ton
geren, St. Truyen en Hasselt vond de hertog van Holstein-Ploen de ruiters
in beteren staat „als hy wel hadde vermoed", terwijl „de recrutes te voet,
„die in goede manschap bestonden, al tamelvk begosten aan te komen",
hetgeen te meer viel te waardeeren, omdat nog niets was binnen gekomen
(1) Res. R. v. St. 24 October, 14 November. 2, 6, 9, 27, 30 December, Res. S.G. 26 ,28 Octo
ber 1695, Res. R. v. St. 7 Januari 1695. De Res. R. v. St. van 18 en 30 November 1695 be
vatten uitvoerige lijsten van artillerie ponton en andere behoeften.