Ill
twijfeld een gevaarlijke macht in handen van oneerlijke lieden: slechts
enkele maanden later beschuldigde Jan Monsieur den luitenant ervan
er enkel op uit te zijn „om zyn eygen beurs te maken en niet om het inte
rest van t' Landt te conserveren" (1). In Februari 1697 hield de kornet
Johan Hulde van het regiment Frechapelle, met een detachement
recruten en eenige remonte-paarden op marsch uit Luneburg, rustdag
te Lommei, een parochie van Eindhoven; onder voorwendsel dat hij geen
behoorlijk paspoort kon vertoonen, joeg Gerrit Smits, bediende van de
admiraliteit op de Maze, hem een kogel door het hoofd(2).
H. HET ACHTSTE JAAR VAN DEN OORLOG (1696).
JACOBITISCHE SAMENZWERINGEN. PRINS HENDRIK CASIMIR
WORDT OPGEVOLGD DOOR JOHAN WILLEM FRISO.
ONBEDUIDENDE VELDTOCHTEN.
Op 13 October 1695 ontvingen Hunne Hoog Mogenden van den Raad
van State de petitie voor de legerlasten in 1696, ten bedrage van£ 3.000000.
dus hooger dan de vorige, hoofdzakelijk om de meerdere transportkosten
nu het leger zooveel verder van de frontieren verwijderd was. Intusschen
hadden de provinciën met uitzondering van Holland hare schulden in de
vorige legerlasten nog geenszins aangezuiverd. Overijssel consenteerde
wel, doch wilde, alvorens te betalen, ingelicht te worden of de ontbrekende
sommen niet uit de contributiën zouden te vinden zijnvolgens den Raad
van State onmogelijk, aangezien de contributiën veel minder opleverden
dan de lasten daarop door Hunne Hoog Mogenden „geaffecteert". Te
midden zijner bemoeiingen voor het strijdvaardig maken van het veld
leger, bleef de Raad voortdurend „in verlegentheyt door de defectueusheyt
„der meeste provinciën in t stuck der legerlasten, zoo van vorige jaren
„als van de benoodigheden voor het Leger in de ophanden zijnde veld
tocht De wanbetaling van vorige jaren deed de vorderingen der leveran
ciers van fourage tot ruim 600.000 stijgen en belette de voorziening der
magazijnen langs de Maas, hetgeen hoogst noodig was, omdat het behoud
van Namen en de verwachtingen van den aanstaanden veldtocht daarvan
afhankelijk waren, zulks te eerder wijl de vijand in staat was ..met- een
„ongemeene ijver allesints en insonderheijt omtrent de Mase groote Maga-
„zynen" op te richten (3).
In Januari sloot de Raad contracten tot levering van 573 tocht- en
pontpaarden tegen 15 stuivers daags benevens 100 ducatons vergoeding
voor den aanvoer van tuigen, van 224 paarden voor de blikken ponten
(1) Res. S.G. 21 Januari, 2 Februari, 13 Mei, 3 November. G.P.B. IV 1282 d<l. 28 October
1695, Res. S.G. 20 Maart 1696.
(2) Res. S.G. 22 Februari, 9 Maart 1697.
(3) Res. S.G. 23, 24 Januari, 10 Maart, 19 April, Res. R. v. St. 27 Maart, 18, 27 April