118
van Zeeland generaal-majoor Wynbergen met „twee oxhoofden vande
„beste Franse wyn die jegenwoordigh te bekomen is" en betaalden boven
dien zijn verteringen in het logement; de artilleriekapitein Louis le
Francois, die de forten en batterijen had geinspecteerd, ontving „50
„pond Vlaems". Op 18 April bombardeerden de vloten de stad Galais,
doch zij konden geen einde maken aan de strooptochten, tot in den
Dollart toe, van Jan Bart en andere kaperkapiteinen. De kolonel Julius
van Beyma, commandeur van Emden, zond vandaar 75 man ter beveili
ging van Delfsijl om daar te blijven totdat „het gevaar ofte de redenen
„van apprehensie, waarom deselve sijn- ontboden, sullen komen te ces-
„seren" (1).
Nog een onaangenaamheid van anderen aard was van het hoofd des
konings afgewend. Prins Hendrik Casimir, zich steeds achtergesteld
gevoelende bij zijn koninlijken neef, misnoegd over niet-benoeming tot
eersten veldmaarschalk en om andere ongegronde grieven, had zich laten
verleiden tot het aanknoopen van onderhandelingen met Lodewijk XIY.
Dit leidde tot niets en een verzoening met den koning volgde. PIendrik
Casimir overleed op '25 Maart; zijn zoon Joh. Willem Friso volgde hem
op.
In 1696 voerden op de verschillende oorlogsterreinen het bevel over
de Fransche legers: in Vlaanderen Francois de Neufville hertog Ville-
roy; aan de Maas Louis Francois de Boufflers; in Luxemburg Henri
d'Harcourt; in Duitschland Cesar August de Choiseul; in Catalonië
Louis Joseph de Vendóme; in Italië Nicolas de Catinat; aan de Fran
sche zeekusten Jean d'Estrées.
De veldtocht in de Spaansche Nederlanden was van onbeduidenden
aard. De veldheeren schenen meer aan de zorgen te moeten denken om
hunne legers van brood te voorzien dan aan krijgshandelingen. De veld
maarschalk hertog van Holstein-Ploen ging met langdurig verlof naar
Holstein, terwijl in zijn plaats de veldmaarschalk prins Walrad van
Nassau-Saarbrucken als opperbevelhebber van het Staatsche leger optrad.
Half April togen de verschillende afdeelingen naar de verzamelplaatsen,
de paarden en wagens naar Mechelen, waar ze door den generaal der artil
lerie J. E. van Tettau zouden gemonsterd worden. Keurvorst Frederik
III van Brandenburg gaf zijn generaal Friedrich von Heiden bevel
om „conform het concert van Maastricht" op aanvrage van koning
illem of Hunne Hoog Mogenden, niet alleen met de 6000 man over de
Maas te trekken en aan de krijgsverrichtingen in de Spaansche Neder
landen deel te nemen, bovendien daarbij te voegen alle bataljons en eska
drons, die in 1695 aan het beleg van Namen hadden deelgenomen, onder
verzekering „dat hij met den Coninck ende den Staat voor eenen Man
..wilde blyven staan en te samen sincken off drijven"; hartgrondig be
dankten Hunne Hoog Mogenden hem „voor de cordate prouves van Syne
(I) Res. Zeel. 3, 5, 13, 16, 20. 22, 24, 28, 31 Maart, Seer. Res. S.G. 5-7, 10, 12, 24Maart,
Res. S.G. 10, 13 Maart. 21 Mei, R. v. St. Ing. Miss. 17 Maart 1696.