119 „genegentheyt ende yver voor de gemeene sake ende voor desen Staat". Op 12 April ging Willem III op reis naar het vasteland, zette 5 dagen later in den Oranje-polder voet aan wal en verklaarde op IS Mei ter ver gadering van Hunne Hoog Mogenden, dat „hij sigh herwaarts hadde be- „geven om den dienst van het gemeen, ende van desen Staat in het by- ^onder waar te nemen" (1). Volgens dd. 1 Mei bij Hunne Hoog Mogenden ingekomen berichten, trok de vijand zoowel uit Duitschland als Savoye troepen bijeen om in de Spaansche Nederlanden „een uytterste effort" te doen. In verband hiermede verzocht men prins Louis van Baden om hem zoo mogelijk aan den Rijn vast te houden, den keizer de legerscharen des Rijks spoedig te velde te roepen, den Duitschen vorsten, met wie overeenkomsten waren gesloten, om hunne troepen naar de bestemde plaatsen te zenden. Terwijl de Franschen bij Bergen en Bussières samentrokken, vestigden zich de geallieerden tusschen Gent en Leuven. Op 19 Mei naderde Villeroy tot Deinze, Boufflers tot Fleurus. Willem III kwam op 5 Juni te Merxem bij Antwerpen waar een bespreking met den keurvorst van Beieren plaatsvond; de koning was vergezeld van Everhard van Weede-Dijk- veld en Adriaan van Borssele van der Hooge, heer van Geldermalsen. Na de aankomst van de Brandenburgsche troepen en 14 bataljons uit Namen, telde het leger op 23 Juni, blijkens de „Order van Bataille der „Legers gecommandeert door Zijne Britannische Majesteit en den keurvorst „van Beyeren, leggende te Corbais" 139 eskadrons cavalerie, 44 eskadrons dragonders, 54 bataljons infanterie; de troepen in Vlaanderen bestonden uit 100 eskadrons en 84 bataljons, die aan de Maas uit 94 eskadrons en 83 bataljons. Destijds bevonden zich de voornaamste hoofdkwartieren: van den koning te Corbais, van den keurvorst van Beieren te Niel St. Martin, van de Brandenburgers te Niel St. Vincent, van de Luikenaars onder Tilly te Niel Pierreux, van Atiilone te Chamoy. Einde Juni vestigde landgraaf Karei, van Hessen-Kassei zich met ruim 20.000 man bij Visé, tusschen Luik en Maastrichtbinnenkort keerde hij naar Duitsch land terug, omdat in de Spaansche Nederlanden toch niets van belang plaats greep. Van 7 tot 25 Juli was 's konings hoofdkwartier te Gembloux gevestigd, waarna het leger naar Marbais aan de Dijle marcheerde, onge veer een half uur verwijderd van het Fransche leger op het oude slagveld van Fleurus. 't Kwam evenwel niet tot een strijd en er volgden slechts marschen en contra-marschen, alleen afgewisseld door een hevigen brand te Machelin, het hoofdkwartier van Villeroy (11 Augustus). De ijver verflauwde, zoowel wegens de geringe medewerking van den keizer en het Duitsche Rijk als om de uitgeputte geldmiddelen. Uitgezonderd Holland, bekommerden de bondgenooten zich weinig om in de legerlasten te voor zien; geld ontbrak mede om aan de Brandenburgsche, Hessische, Lune- burgsche, Holsteinsche en Munstersche troepen, samen ongeveer 35000 (1) Seer. Res. S.G. 20 Maart, Res. S.G. 16 April, 18 Mei, Res. R. v. St. 18, 30 April, 7 Mei 1696. Zie Aanteekening N° 26.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 133