120 man, het noodige brood te verschaffen, waarin Engeland voor twee-derde' de Republiek voor één-derde moest voorzien. De Raad van State klaagde over den geldnood „met protestatie van dat de Raadt onschuldig zal „zijn van alle de ongemacken ende disordres dewelcke te wachten staen, „ingevalle de meeste provinciën blijven houden de tegenwoordige train". In Augustus liet de koning het hospitaal te Luik opbreken „omdat na „alle waarschijnlij kheit dese somer niets aan de Maas ondernomen zal „worden"; de schulden van deze inrichting, waarin somwijlen meer dan 1000 zieken en gewonden verpleegd moesten worden, beliepen 26.640 (1). Willem III verliet op 26 Augustus het leger om zich naar het Loo te begeven. Hij liet het algemeene bevel aan den keurvorst van Beieren over, dat van de Staatsche troepen aan den veldmaarschalk prins Walrad van Nassau, wiens hoofdkwartier in 't begin van October te Braine l'Alleud was gevestigd. De troepen bleven nog slechts korten tijd bij elkander: men begon gebrek aan fourage te krijgen; de Brandenburgers trokken naar de Maas, de Staatschen naar de omgeving van Brussel. Op 12 October zond de veldmaarschalk uit het hoofdkwartier te Park bij Vilvoorden de lijsten met de verdeeling der troepen in de winterkwar tieren; den 25sten verlieten de regimenten hunne kantonnementen naar de nieuwe garnizoenen; de veldmaarschalk vertrok naar Mechelen. Den vorigen dag hadden Hunne Hoog Mogenden last gegeven, dat het plakkaat van 9 October 1688 betreffende een generaal pardon voor deserteurs „allomme met tromslagh en trompet voor de militie moest werden gepu- „bliceert": zij, die zich binnen drie maanden bij hunne compagnieën kwamen aanmelden, konden op straffeloosheid rekenen (2). In den loop wan 1696 traden Hessen-Kassei, Keulen-Luik, Wolffen- buttel, de Frankische en Zwabische kreitsen tot het Groote Verbond van 12 Mei 1689 toe, insgelijks het hertogdom Holstein-Gottorf, welks regee- rend vorst hertog Christiaan Albrecht in 1694 was overleden en opge volgd door zijn zoon Frederik IV. Nauwelijks had deze de regeering aanvaard of de geschillen met koning Christiaan V van Denemarken laaiden wederom op; ze waren in April 1696 zoodanig toegenomen, dat keiler Leopold, ondersteund door de keurvorsten van Saksen en Branden burg „een minnelyke conferentie" voorsloeg, te houden te Hamburg of te Altona. De hertog van Holstein Gottorf rekende op „haer Hoogh „Mogende concurrentie"; deze verklaarden, op grond van het Altonasche tractaat van 20 Juni 1689 „de beledigde partije te assisteren ende by te „staen", met dien verstande dat de rust ongestoord bleef. Dientengevolge kon op 14 Mei 1696 een conventie gesloten worden over het zenden van (1) Res. R. v. St. 21 April, 7 Mei, 8. 16, 27 Augustus. Seer. Res. S.G. 10 Mei, Res. S.G. 29 Mei, 13 Juni, 11, 12, 28 Juli 1696. Eur. Mercurius, Juli 1696 bladzijde 101 Ordre van Bataille. (2) Res. R. v. St. 6, 16, 27 October. Res. S.G. 24 October 1696.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 134