121 Hannover-Cellsche en Gottorfsche troepen naar den Rijn; als verder gevolg trad Holstein in het Groote Verbond. De in 1693 en '94 gesloten tractaten over het zenden van 12000 Saksers naar den Boven-Rijn, tegen jaarlijksche subsidies van den keizer ad. 250.000-, van Groot-Brittannië ad 100.000-, van de Republiek ad 50.000 rijksdaalders, vervielen in 1696 dooreen nadere overeenkomst tusschen den keizer en keurvorst Frederik August, volgens welke de Saksische troepen hun verblijf aan den Rijn met Hongarije verwisselden; de Britsche en Nederlandsche bedragen, te samen 150.000 rijksdaalders, konden nu bestemd worden voor Hannover- Cell en Gottorf, hetgeen volgens toelichting van Hunne Hoog Mogenden „geen nieuwe belastinge impliceerde voor den Staat, maar alleen een „changement van de princen wien de subsidien sullen werden betaelt". Nog in Mei vertrokken naar den Rijn van Hannover: 2 regimenten cavalerie van 6 compagnieën, 2 regimenten dragonders van 8 compagnieën, 3 regimenten infanterie van 8 compagnieën4000 man van Cell: 1 regiment dragonders van 6 compagnieën, 2 regi menten van 7 compagnieën2000 te samen 6000 man, die door tusschenkomst van Willem III in het ver plichte Rijkscontingent niet zouden begrepen zijn; voorts van Holstein- Gottorf: 1 regiment garde te paard ad 510-, 2 regimenten infanterie ad 880-, te samen 2270 man. Voor het geval dat deze troepen, die steeds vereenigd zouden blijven, naar de Maas werden opgeroepen, namen Groot- Brittannië en de Republiek de verzorging van brood en fourage op zich. De vorsten kwamen hunne verplichtingen na, de Republiek slechts ten deele, wegens het ingebreke blijven van Gelderland en Overijssel. De ver wijdering der Holsteiners naar den Rijn had tijdelijk een der geschilpunten met Denemarken weggenomen; toen zij in November huiswaarts keerden, bestond de kans, dat zij de door hen begeerde winterkwartieren door de Denen bezet zouden vinden, hetgeen den hertog bewoog om de hulp van Groot-Brittannië, Zweden en de Republiek in te roepen. Gedurende den geheelen oorlog hadden koning Willem en Hunne Hoog Mogenden ge tracht om met de kroon van Denemarken „in beter verstant ende engage- „menten, ten besten vande gemeene sake" te komen: wel was op 30 No vember 1690 een „defensive alliantie" tot stand gekomen, maar wegens handelsgeschillen ongeratificeerd gebleven. Beide mogendheden bewerkten thans, tot behoud der rust in het Noorden, het sluiten van een nieuw tractaat, gedeeltelijk volgens het vroegere van 1690, waarbij Ghristiaan V zich tegen aanzienlijke subsidies verbond om gedurende den oorlog ten opzichte van Frankrijk onzijdig te blijven, doch bij een nieuwen oorlog zich bij zijn nieuwe bondgenooten aan te sluiten. De ratificatie van het op 3 December gesloten tractaat geschiedde op 1 Februari 1697 (1). (1) Seer. Res. S.G. 1 Februari, 20, 21 Maart, 5 April, 14, 28 Mei, 28 Juni (ratificatie van de conventie van 14 Mei), 14 September, 2 October, 3 December, Res. S.G. 4 April, 2 Mei, 19 Juli, 12 November 1696, Seer. Res. S.G. 4 Januari, 1 Februari 1697.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 135