123
Hoog Mogenden ondersteuning beloofden in,geval van nood, wist hij de
van den Boven-Bijn naar huis keerende Staatsolie troepen met de zijne
te vereenigen; hetzelfde tractaat bracht echter de mogelijkheid van be
middeling mede, hetgeen dan ook geschiedde. Kort vóór het einde des
jaars verzochten Hunne Hoog Mogenden aan verschillende Duitsche
vorsten om hunne troepen vroeg in 't voorjaar weder te velde te laten
komen (1).
't Was noodzakelijk, dat de Staatsche troepen in de Spaansche Neder
landen en het Land van Luik bleven overwinteren; zulks zou „in so klein
„en opgegeten land" zonder behulp van welgevulde fourage-magazijnen
niet mogelijk kunnen zijn. Op 4 Juli ontvingen Hunne Hoog Mogenden
voor dit doel van den Baad van State een petitie van twee millioen. De
verwachting op prompte betaling kon slechts uiterst gering zijn: de pro
vinciën waren op het consent van 1694 nog een-vierde, op dat van 1695
nog een-derde schuldig; voorts hadden de aannemers van vorige jaren
„nog soo veel tonnen gouds van onbetaalde ordonnantiën in handen, dat
„de luyden langer geen of weinig staat maaken op beloften van betaling,
„en daarom of geheel afsien van leverancie voor het toecomende, of het
„gevaar, dat sy loopen van quaalijk te sullen betaald werden, den Staat
„ten duurste aanrekenen". De regimenten, die „op den bodem van den
„Staat koomen overwinteren en gedestineert zijn om in 't veld te dienen"
kregen, in plaats van fourage, een tegemoetkoming van 600 ter maand
waarin de legerlasten moesten voorzien; zulks gold de regimenten Torsay,
Marquette, Weideren en Nassau-Friesland. Uit de legerlasten moesten
nog vele andere posten voor den winterdienst betaald worden, als aan
Johan Bol voor de levering van 100 kanon- en 208 wagenpaarden
Adriaan Koopman en Pieter Boelaert verschaften 600 artillerie-paar
den tegen £0-4-6 daags; de soldaten van de regimenten Beijma, St.
Amant, Soutelande en Swansbel, onder generaal-majoor Fagel te Nieuw-
poort in garnizoen, ontvingen een wekelijksche toelage van 4 stuivers
wegens de duurte van levensmiddelenvan de tegen de lente overgebleven
biscuit bleek slechte een-derde part nog bruikbaar, de rest lag in bedorven
toestand op het stadhuis, waar 't „groote stank" verwekte. De Spaansche
providor Manuel de Cardosa bood het brood van 6 U voor 41 /2 stuiver
aan, een broodwagen voor 4 daags, doch met 3- inplaats van 4 paarden
bespannen. Koning Willem koesterde echter vol vertrouwen in Machado
en Pereyra, wier brood wel is waar 5 stuivers kostte, een wagen met 4
paarden 4-10, maar zij hadden de legers en de garnizoenen tot genoegen
bediend, schoon zij menigmaal tonnen gouds ten achteren waren, terwijl
te bedenken viel, dat „het gemeene belang van Engelandt en desen Staat,
„welker trouppen in het veld so seer met malkander vermengd zijn,
„mede bragt dat het brood niet wel door verscheide aannemers aan deselve
(1) Res. S.G. 30 October, 13, 15, 21, 28 November, 31 December, Seer. Res. S.G. 28 Decem
ber 1696.