126
op grond van overeenkomstige handelingen der Brandenburgers ten
opzichte van het hertogdom Luxemburg. De Fransche intendant aldaar
stelde thans voor, dat beide partijen de verhoogingen zouden intrekken,
derhalve alles op vroegeren voet herstellen; men kwam hierin niet tot
overeenstemming. Uit weerwraak, dat Staatsche troepen eenige molens
bij Givet in de asch hadden gelegd, gepaard met plundering van huizen,
sloopten de Franschen den korenmolen van Johan Joachim de Jacoby,
plunderden zijn huis te Cadier, voerden zijn paarden weg en veroorzaakten
een schade, begroot op 7.434. Jacoby vroeg schadevergoeding aan Hunne
Hoog Mogenden, die daarin niet wilden treden, zulks in afwijking met
den raad van Coehoorn, die de voorkeur gaf aan de betaling van 4100
voor een nieuwen molen, boven de voortzetting van daden van weer
wraak, waaraan de arme ingezetenen voortdurend zouden blijven bloot
gesteld. Een der belangrijkste tochten van de partijgangers geschiedde
op last van majoor Herman de Wilde, commandeur van Maastricht.
Hij droeg een kapitein op om met zijn compagnie, versterkt door 4 ser
geanten, 1 tamboer en 80 vrijwilligers onder den partijganger Coenrrad
de Vos, de dorpen nabij „de riviere de Semoy, ontrent de haute et basse
„rivieres" aan de vlammen prijs te geven, gijzelaars op te halen en con
tributiën uit te schrijven. De dorpen Tille en Neau, gelegen op één uur
afstand van Mézières, gingen gedeeltelijk in vlammen op, het oplichten
van gijzelaars mislukte; het detachement keerde weder met verlies van
4 dooden en 14 gekwetsten, en met een overeenkomst, volgens welke
genoemde dorpen 8000 rijksdaalders zouden betalen voor hunne achter
stallen sedert tien jaren (1).
In overeenstemming met de Spaansche regeering te Brussel, richtte
men in Maart aldaar voor gemeene rekening een regiment dragonders op
„tot het extenderen der contributien"het regiment, waarover de Spaan
sche sergeant-majoor Jacques le Pasteur als kolonel het bevel zou
voeren, met Henry Octave de la Torre als majoor, kreeg een samen
stelling van 9 compagnieën ad 40 man, Brussel als verblijfplaats, en
moest uitsluitend onderhouden worden uit de penningen van nieuwe
contributiën „qu'il establira dans les pays non soubmis jusqu' au jourd-
„huy". De Republiek stemde in de oprichting toe, onder beding, dat 't haar
te allen tijde zou vrijstaan om kennis te nemen van de gelegenheid en
de sterkte; zulks was geenszins naar den zin van den Spaanschen Surinten-
dent der geldmiddelen, die daarin voor den Raad van State een middel
zag om zich van het bewind over het regiment meester te maken (2).
Bodewijk XIV bood uit eigen beweging, onder „mediatie van de
Croon „Sweden", gunstige vredesvoorwaarden aan, gegrond op de West-
faalsche en Nijmeegsche verdragen: teruggave van zijne veroveringen,
herstelling van het Huis Lotharingen, Luxemburg aan Spanje, Straatsburg'
(1) Res. R. v. St. 14 Maart, 11, 28 Mei, 15, 12 October, Res. S.G. 16, 21 April 1696.
2) Res. R. v. St. 26 Maart, 13 April, 15, 18 September 1696. Zie Aanteekening N° 27.