129 zou strekken „tot merckelycke schaade der ingesetenen van dat gedeelte „van het ressort van de Generaliteyt waerdoor deselve sullen passeren, „insonderheyt dewijl se ten ende vivres en sonder geld zijn". De Engelschen zonden een groot aantal zieken naar 's lands groot hospitaal te Brussel om tegen 9 stuivers daags „so als voor dese meermaal geschied is" ver pleegd te worden, waarover de resident Johan Hulft zich zeer verlegen toonde, omdat de leveranciers, wegens het onvoldaan laten hunner re keningen, onwillig waren tot het verschaffen van „eedt en dranckwaaren". Toen ook Brandenburgers wenschten opgenomen te worden, bleken alle plaatsen bezet, en geen voldoende voorraad van lijnwaad en andere behoef ten aanwezig, zoodat velen op straat moesten verblijven. Spoedig ge nomen maatregelen zorgden er voor, dat 's lands hospitaal ten dienste kwam van 's lands militie (1). Onder dekking van het bij Roeulx onder Boufflers opgestelde Fran- sche leger, sloeg Catinat op 16 Mei het beleg voor Ath. Pas 10 dagen later konden de vereenigde geallieerde legers over Hal naar St. Quentin Lennick op marsch gaan om „vervolgens te tenteren het ontset van „Ath". De nadering van Munstersche, Luneburgsche, Hessische en Hol- steinsche troepen tot de Maas, terwijl de regimenten te Maastricht marsch- vaardig stonden om zich bij hen te voegen, mocht niet baten om de onder neming te doen gelukken. Na een heldhaftige verdediging moest op 5 Juni de gouverneur Ferdinand Gaston Lamoral, graaf van Roeux, de veste overgeven en 2 dagen later met de bezetting naar Dendermonde afmarcheren. In 't laatst van Juni gingen de legers der geallieerden weer uit elkander, die van de Republiek en den keurvorst naar de omstreken van Brussel, van de Engelschen naar Deynze. Koning Willem vertrok op 3 Augustus naar het Loo, het Staatsche leger achterlatende onder den veldmaarschalk prins van Nassau; deze ontving 4000 voor „secreete correspondentie", achteraf onnoodig gebleken (2). Tot in Groningerland zat de schrik voor Jan Bart er in. In de provincie waren slechts de gardes van den stadhouder en 2 andere compagnieën te paard aanwezig, „daarmede Leeroort ende de omliggende Schanssen ook nog inosten werden voorzien"; op verzoek der Staten, gelastten Hunne Hoog Mogenden den Commandeur van Emden om 80 man onder de noodige officieren naar Delfzijl te zenden om dienst te doen tegen de Duinkerker kapers. De schout-bij-nacht Filips van der Goes moest met zijn eskader voor Duinkerken kruisen en „Bartuitlopende" vervolgen; anderhalve maand duurde dit spel, onder voortdurend gebrek aan levens middelen voor het eskader, hetwelk eindelijk half September vergunning verkreeg om binnen te vallen (3). In Juni was de tijd aangebroken om zorg voor de wintermagazijnen te (1) Seer. Res. S.G. 5 Januari, 25, 26 April, II Juni, Res. S.G. 8 Mei, Res. R. v. St. 10, 17 April, 10, 28, 29 Mei, 19 Juni 1697. (2) Res. R. v. St. 21, 21 Mei, 6, 8, 10, 15, 19, 26 Juni, 17, 20 Juli, 3, 6 Augustus, Res. S.G. 4 Juni, 3 Augustus 1697. (3) Res. S.G. 1 April, 18 Mei, Seer. Res. S.G. 27 Juli, 2, 7 Augustus, 17 September 1697. VII 9

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 143