132 verscheen met Saksische troepen te Krakau, waar hij op 15 September als August II gekroond werd. Bij tijds had hij, zich reeds koning noe mende, van Hunne Hoog Mogenden de terugzending verzocht zijner sinds 1G94 zich in hun dienst bevindende eskadrons cavalerie, op grond dat „de Croon van Vranckryck hoogst gedagte Syne Majesteyt in de „persoon van den prince van Conti (gelijk de heele werelt bekent) soekt „te benadeelen ende turberen in desselffs geruste besittinge" (1). In een gerust bezit van de Poolsche kroon mocht August II zich voorloopig nog geenszins verheugen, doch van zijn tegenstander viel niets te duchten; de prins kwam met eenige schepen te Dantzig, ondervond van niemand ondersteuning en moest onverrichter zake aftrekken. Het verlies van Ath bracht de geheele provincie Henegouwen in de macht des vijands. Sinds het begin van het beleg had men aan die zijde de contributie-uitschrijvingen moeten staken; later vreesde men met recht, dat die der Franschen zich noordwaarts zouden uitbreiden. Naar aanleiding van geruchten, dat een Fransche partij zich ophield te Middelburg in Vlaanderen, zond de commandeur van Sluis, Gaspar de Mauregnault, een detachement van 100 man derwaarts „om de vianden op te soecken „ende te dissiperen"; in plaats van vijanden vond het detachement een troep van 16 man, waarvan het 12 gevangen nam, meerendeels behoo- rende tot een Spaansche vrije compagnie fusiliers; hun aanvoerder was voorzien van een pas „om den viandt afbreuck te doen", maar toen hij met de zijnen Gent voor dit doel verliet, keerden zij „haer rugh naar den „viandt" en trokken, onder het bedrijven van allerlei moedwil, naar verscheidene dorpen, ook op Staatsch gebied. Eigenaardig was het geval, dat het den krijgsraad te Sluis aan geld ontbrak „om de onkosten van de „crimineele justitie te supporteren"; het gelukte den hoofdman uit te breken, alvorens over geld beschikt kon worden. Het te Ath gevestigde kantoor van contribution ging over naar Oudenaerden. De verdeeling der inkomsten liep spaak: de Spanjaarden legden 'ter op toe om de zaken slepende te houden tot na den vrede, in de verwachting dat dan niet meer over contribution zou gesproken worden; intusschen haalden zij alles naar zich toe wat mogelijk was, zonder aan verdeeling met de Republiek te denken. Ook op het kantoor te Namen was een goede verstandhouding verre te zoeken; de ontvanger ïheodorus van den Heuvel zag zich genoodzaakt om een sergeant en vier man te belasten „tot het executeren „vande Spaensche ontfanger voor de somme van 2224 gulden brabants .geit"; deze was afwezig, zoodat de sergeant met het medevoeren van den klerk moest genoegen nemen. Ingevolge artikel 10 van het vredes verdrag namen de contributie-heffingen een einde. In 't begin des jaars had Franpois Marchant, heer van Rochethun, (met gevaar voor eigen leven,) 13 uit de Meierij van 's-Hertogenbosch afkomstige gijzelaars uit (1) Res. S.G. 16 September 1697.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 146