140 „als Conings na werden geconsidereert". Het gescbil werd opgelost, zonder dat verdere klachten over de verhouding tusschen Staatsche en Spaansche troependeelen in dezelfde garnizoenen voorkwamen. Anders trof 't door het verschil in den godsdienst. De Republiek droeg zorg voor de aanwezigheid van „bequaame predicanten" bij de korpsen „die niet „konnen gelaaten werden sonder oeffening van de gereformeerde gods dienst"; naar aanleiding van vervolgingen door de katholieken, gelastten Hunne Hoog Mogenden den resident .Johan Hulft om „alle meest kraeh- „tige devoiren" bij den keurvorst aan te wenden „teneynde de ingesetenen „in Henegouwen ende elders in de Spaensche Nederlanden, professie „doende vande gereformeerde Religie, gelaten mogen werden bij de vrij „heijt van hare consciëntie, ende dieswegens niet mogen werden ge molesteert" (1). Evekhard van Weede, heer van Dijkveld, kreeg als extra envoyé opdracht om bij den keurvorst „te bevorderen verscheijde zaken ten „opsigte vande voorschreve Spaensche Nederlanden ende herstellen in „behoorlycken staat van defensie vande plaatsen aldaar, zoo die aan den „Coningh van Spaignen vermits de vreede gerestitueert werden, als andere „composerende te samen de Barriere van desen Staat, ende aen welckers „conservatie vervolgens desen Staat ten hoogsten gelegen is". De ver dedigingswerken verkeerden in een toestand van ongeloofelijk verval; 't ontbrak aan alles in de magazijnen; vooral de geldzaken moesten ge regeld worden. Sinds 1695 hielden voor de troepen geldzendingen uit Spanje geheel op. De keurvorst had uit eigen middelen drie millioen patacons voorgeschoten; hij trachtte in de Republiek een leening van 600.000 rijksdaalders te sluiten, onder verpanding van juweelen. Aan zijn verzoek om betalingsuitstel van interest en aflossing van een kapitaal groot '200.000 rijksdaalders, aangewezen op de subsidiegelden van de provincie Henegouwen, wilden Hunne Hoog Mogenden slechts voldoen „onder dat expres beding dat binnen 's maands de liquidatie over de „300.000 gulden, genegotieert in het jaar 1697 tot voorsiening van Naemen, zal geslooten, en al hetgeen de Spaensclien schuldig sijn tot den 6 deser „maent incluijs wegens de negotialen gedaan in de jaren 1695, 6 en 7 tot „voorsiening van Naemen, bedraegende 't saemen in capitaal 811.000 „gulden, voldaen wesen". Tot de lastigste geldzaken behoorde mede de verrekening der ingekomen contributiëntegen de gesloten overeenkom sten eigenden de Spanjaarden zich de penningen toe, die uit de omstreken van Maastricht, Namen en uit Henegouwen inkwamen, waaraan zij de namen van „fouragies", ook wel „vaches of koeygelden" toekenden. In weerwil van de openstaande geschillen, die bij het uitbreken van den volgenden oorlog nog geenszins waren afgewikkeld, toonde in 1698 de Republiek zich wel genegen ten opzichte eener leening van 1.400.000 tot aankoop van geschut, ammunitie en verdere behoeften, waarbij zij zelf als leverancier optrad. De vesting Luxemburg vereischte een voorziening (1) Res. R. v. St. 23 October Uitg. br. 28 November 1697, Res. S.G. 30 April 1700.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 154