141 van 48 stukken van 24-, 12-, 6- en 3 Uelk met 200 schoten, van 100 schoten tot 6 mortieren, 150- tot 6 houwitsers, voorts van 7500 hand granaten Charleroi had behoefte aan pulver, lood en lont, 2000 musketten, 100 snaphanen, 1000 halve pieken, 70.000 handgranaten, enz. Negen maanden na aflevering verlangde de Spaansche regeering een keuring, waarin de Republiek onverplicht toestemde. Volgens het rapport van den Spaanschen generaal der artillerie Nicolas Pignatelli, hertog van Bisaccia (1), was het geleverde „generalijck onbequaem en qualyck ge- „conditioneert", waartegen dat van den Staatschen brigadier J. W. van Goor „diamethralement contrarie" luidde, terwijl de verwaarloozing in de magazijnen niet viel tegen te spreken. Hunne Hoog Mogenden, alle onmin willende vermijden, toonden zich lankmoedig genoeg om in een herkeuring te berusten en belastten daarmede den kolonel R. V. van der Beecke: alvorens de keurvorst iemand van Spaansche zijde had aangewezen, vond het overlijden van Karel II van Spanje plaats en kon het hernieuwde onderzoek niet tot uitvoering komen (2). Het leven in de Spaansche Nederlanden was duur. De Staatsche sol denier leed bovendien schade door de waardevermindering van het geld, de verdwijning van Noord-Nederlandsche munt en het hooge wisselgeld; de ziekenverpleging stond op een laag peil; sommige plaatsen zorgden niet voor brandstoffen in den wintertijd, andere onthielden aan de offi cieren het serviesgeld. Herhaaldelijk brachten Hunne Hoog Mogenden den keurvorst onder 't oog, dat het verblijf hunner militie noch behoorde te strekken tot nadeel van den Staat, noch tot dat van den soldaat; zij stelden aan de regering te Brussel den rechtmatigen eisch om „aan 's lands militie door zeker equivalent te gemoet te komen" waarop echter geenszins te rekenen viel. De Republiek had zich zelf te helpen, in de eerste plaats ten opzichte der duurte der granen; de soldij was ontoe reikend voor het dure brood, terwijl het door Manuel Cardoso in de Zuidelijke Nederlanden geleverde soms zoo slecht was „dat het van geen „menschenkangenuttigt werden". De Raad van State gebood den leveran cier zorg te dragen voor „goed en leverbaar brood", hetwelk de troepen „sonder wederzeggen" in ontvangst hadden te nemen, doch de klachten bleven. Broodsgebrek en voedingsmiddelen van slechte hoedanigheid bevorderden desertie, hetgeen vooral in Luxemburg bleek. In 1699 kwamen de Zwitsers te Bergen bijna in oproer over de gedwongen inkoop van minderwaardig brood, hetgeen door terechtstellingen moest bedwon gen worden (3). (1) Tevens op 1 Januari 1702 kolonel van het regiment Waalsche fusiliers, geformeerd te Mechelen uit ,,het amalgama van de compagnieën kanonniers". (2) Res. S.G. 6 Januari, 10 Juni, 23 Augustus, Seer. Res. S.G. 6 Januari, 8 Maart, Res. R. v. St. 8 Februari, 14, 15 Maart, 15 April, 2 September 1698, 23 Juni, 17 November 1699, 2, 8 Januari, 24 Februari, 11 Maart, 1, 11 October, 16 November, Res. S.G. 22 Januari, 10, 22 Februari, 31 Juli, 27 September, 8 October, 4 November 1700. Zie Aanteekening N° 32. (3) Res. S.G. 30 Januari, 7, 27 Februari, 14 November, 12, 17 December, Res. R. v. St. 22 Februari, 14, 25, 26. 29 November, 10, 15 December 1698, 30 Januari, 13, 28 Juli, 14 Augustus, 1 September 1699, 27 Januari 1700.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 155