143 fondsen voor onderhoud terug; de officieren waren niet bij machte om leeningen voor te schieten, terwijl de generaliteitskas slechts voor twee weken daarin kon voorzien, zoodat de moeilijkheden van verdere beta lingen geruimen tijd voortduurden. Nog jaren lang hadden de ordinaris korpsen en garde-dragonders van Engeland „considerable arrerages zoo „van de expeditie naar Yrlandt als de campagne van den jare 1697 in „Brabant" te vorderen (1). Op 2 Augustus 1698 verscheen koning Willem voor de eerste maal na den gesloten vrede ter vergadering van Hunne Hoog Mogenden, waar toespraken van wederzijdscbe waardeering en hoop op een gelukkige toekomst elkander afwisselden. Op 18 en 19 September hield de koning wapenschouwingen over troepen, die ter sterkte van 18000 man onder den veldmaarschalk Walrad van Nassau-Saarbrucken voor legeroefè- ningen bij Klarenbeek kampeerden. Na afloop keerden de troepen naar de garnizoenen terug; op hun marsch naar Maastricht betraden het regi ment-Schotten van Strathnaver, onder majoor Charles Swinton, en het regiment van den keurprins van Brandenburg, onder luitenant kolonel Lodewijk van Hompescli, zonder bekomen vergunning Spaansch gebied, hetgeen aanleiding gaf tot onbewezen klachten van gepleegde moedwil. He in 1699 afgdankte regimenten Schotten van Ferguson en Strathnaver moesten op de schepen, waarmede de garde-korpsen waren aangekomen, naar Engeland terugkeeren, waarvoor zij uit hunne garnizoenen 's-Hertogenbosch en Maastricht per scheepsgelegenheid naar Botterdam werden vervoerd, zoodoende „generaliteitsland te verschoonen, in agting genoomen zijnde dat bij de „jegenwoordige schaarsheid en dierte „van leeftogt de platte landen soo veel mogelijk dienen verschoond te „worden van militie, om de huisluiden in staat te houden tot het opbrengen „van lasten"; de vervoerkosten beliepen 200 ducatons of 250 rijksdaal ders (2). Ten tweeden male na den vrede uit Engeland overgekomen, verscheen Willem III op 15 Juni 1699 in de vergadering der Staten-Generaal. De koning beval, dat bij de spoedig te houden wapenschouwing zouden aan wezig zijn 24 korte veldstukken van 8 op affuiten „neffens alle de „casjes vande geswinde schooten en de nodige amunitie daartoe behoo- „rende". De kanonnen moesten bij Holland worden geleend, ze ontbraken in de generaliteits-magazijnen, terwijl de „geswinde schooten" alle be dorven waren; de meester-vuurwerker Johan Telcuys ontving opdracht „om ten spoedigste in te koopen vijff hondert ellen vlaggedoek en daar- „mede te vertrekken naar Arnhem om te dienen tot het vervaardigen „van de nieuwe"; de kosten beliepen 100 rijksdaalders. De wapenschou- (1) Res. S.G. 8, 11, 13, 25 April, Res. R. v. St. 10, 23 April, 1, 7 Mei 1699, Res. S.G. 25 November 1701, 12 April 1702. (2) Res. S.G. 2 Augustus 1698, 26 Januari, Res. R. v. St. 13 April 1699. Na de legeroef enin- gen van 1698, werden pas in 1732 troepen van 5 September tot 1 October bij Oosterhout in oen oefeningskamp vereenigd. Zie Aanteekening N° 33.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 157