147 sclien en in Deenschen dienst, vergund om 1200 te Luik vervaardigde snap lianen met bajonet en toebehooren uit te voeren ter nieuwe bewa pening van de Deensche garde, doch zij verbood bij plakkaat uitheemsche werving van bootsvolk en nam maatregelen tegen Deensche pogingen om 1500 man te Amsterdam tegen 15 ter maand te ronselen; niettemin gelukte het den Denen te Enkhuizen eenig volk te bekomen (1). Terwijl de Holsteinsche geschillen een gevaarlijke hoogte schenen te bereiken, ontstond elders een oorlog, die de rust in een ander deel van het Noorden geheel verstoorde. Op 11 November 1699 sloten Peter I van Rusland, August II, koning van Polen, keurvorst van Saksen, en Frederik IV van Denemarken een verbond tegen Zweden. Zij vleiden zich met de hoop om op gemakkelijke wijze aan den jeugdigen, onbe zonnen Koning Karel XII een deel van zijn gebied te ontnemen: Peter wenschte zijne grenzen tot aan de Oostzee uit te breiden, de koning keurvorst hoopte door de verovering van Lijfland zijn beperkte macht te vergrooten, Frederik van Denemarken dacht allerlei voordeelen te verwerven. De op 13 Juli 1700 onder bemiddeling van Jacobus Colyer te Constantinopel met Turkije gesloten vrede veroorloofde aan Peter om een nieuwen oorlog te beginnen (2). August II leende al te gretig het oor aan zijn gunsteling Johan Reinhold von Patkul, een Lijflander, voormaals in Zweedschen, sinds 1698 in keurvorstelijken dienst. In het voorjaar van 1700 vertoonden zich de Saksers onder luitenant- generaal Jacob Hendrik von Flemming voor Rigaovermachtige Zweed- sche troepen onder veldmaarschalk Erich Dahlberg, graaf van Schne- misz, noodzaakten hen tot een terugtocht. Half Juli verscheen August met versterking, doch uit vrees voor een ingrijpen van Hunne Hoog Mogenden ter bescherming te Riga van de kantoren, goederen en be zittingen hunner onderdanen, moest hij van een bombardement afzien en keerde in September moedeloos naar Polen terug. Kort te voren, op 30 Augustus, had Peter onder nietige voorwendsels den oorlog aan Zweden verklaardin October trok hij Estland binnen en sloeg het beleg voor Narva, hetwelk hij weldra overliet aan hertog Karel Eugenius van Croy om versterking te halen. Zweden drong inmiddels, op grond van het jongst gesloten verdrag, bij de Republiek om secours aan, waaraan Hunne Hoog Mogenden geenszins dachten te voldoen, wijl zij „nogh hope „hebben dat haer secours ende assistentie niet nodigh sal zijn". Zulks bleek juist gezien. Karel XII landde op 17 October bij Pernau in Estland en bracht op 30 November den Russen een gevoelige nederlaag toe; evenwel verzuimde hij een nuttig gebruik van zijn overwinning te maken door Peter tot vrede te dwingen (3). (1) Res. S.G. 3, II April ,Secr. Res. H. 24 Mei 1698, Res. S.G. 11 April, 13 Mei, Seer. Res. S.G. 19 Augustus, 27 October, 9 November, 3, 5, 11 December 1699, 5, 19, 23 Januari, 15 Maart, Res. S.G. 14, 19 April, 2, 17 Juni, G.P.B. IV 219 dd. 18 Maart 1700. (2) De czaar betrok 5000 musketten uit de Republiek (Res. S.G. 4 Augustus 1700). (3) Seer. Res. S.G. 15 Maart, 29 September, 7 October, Res. S.G. 16 Maart, 9 September, 4 October 1700.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 161