154 Atiilone zich gereed moest houden om met 8 bataljons ter ondersteuning aan te rukken en de resident Johan Hulft eenige personen moest uit zenden „tot het halen van kennisse van saken over het getal met de „mouvementen vande Fransche Trouppes en hunne magazijnen", 't Bleek dat de Fransche macht onophoudelijk aangroeide, dies kreeg de generaal- majoor Van Heuckelom hevel om de bezette plaatsen „op de bequaamste „maniere" te laten ontruimen, 't Was te laat! In den vroegen morgen van Zondag 6 Februari had onder leiding van Jacques de Chastenet, markies van Puységur, een gelijktijdige overrompeling der Staatsche garnizoenen plaats, die zich een ontwapening moesten laten welgevallen. De barrière, tot welker tot standkoming „soo veel bloet was vergoten", stortte daarmede in elkander. De Spaansche landvoogd liet door zijn afgezant Francisco Bernardo de Quiros de redenen ontvouwen, die Lodewijk tot zijn handelingen hadden bewogen. Ze kwamen daarop neder, dat Hunne Hoog Mogenden „de avances van hoogstgedagte Zijne „Coninglijcke Majesteyt tot conservatie van den vreede naer het aff- „sterven vande laast overleden Coning van Spaigne gedaan, niet genoegh „zouden hebben beantwoordt; dat alhier allerlei oorlogstoebereidselen „wierden gemaakt; dat men ombragie schijnt te hebben opgevat over „het verblijf van Staatsche troepen in de Spaansche Nederlanden als of „hetzelve met de securiteit van die plaatsen niet zoude conveniëren, tor- „wijl ze op verscheide plaatsen de sterkste is". Hunne Hoog Mogend: n gaven aan den buitengewóón-ambassadeur Jean Antoine d'Avaux te kennen, dat zij den hertog van Anjou als opvolger zouden erkennen, onder verwachting dat de Franschen de Spaansche Nederlanden verlieten. Half Februari gaf Lodewijk XIV vergunning tot vertrek der Staatsche troepen „in Consideratie van Syne Churfurstelycke Doorlugtigheyt ende op desselfs sterck aenhouden"; 't duurde evenwel tot in April alvorens zij terugkwamen, sterk gedund door deserteurs, meerendeels met geld bewerkt om in Franschen dienst over te gaan (1). Op 9 Maart kwam tusschen Frankrijk en het Zuid Nederlandsche bestuur een offensief-defensief verbond tot stand. Keurvorst Maximilian Emanuel vertrok daarop naar zijne erflanden, die hij de laatste negen jaren niet had wedergezien, het bewind overlatende aan den markies van Bedmar. Lodewijk XIV eigende zich de beschikking toe der geld middelen, welke buiten schuld van den thesaurier-generaal Jan de Brou- choven, graaf van Bergeyck, in treurigen toestand verkeerden. De wensch des komngs omtrent uitbreiding der strijdkrachten ondervond tegenstand bij de provinciën; eenige uitwerking verwachtte men van een „ordonnance interdisant la levée de gens de guerre pour des princes „étrangers, rappelant les sujets du roi Philippe qui servent hors du pays". Hunnerzijds verboden de Staten-Generaal het dienstnemen bij vreemde (1) Res. S.G. 17 Januari, 1, 14, 15, 21, 22 Februari, 8 Juni, Seer. Res. S.G. 30 Januari, 1, 5, 7, 10, 15, 16 Februari, Res. R. v. St. 4, 6 Juni, G. P. B.V. 20, 21 dd. 22 Februari, 9 Maart 1701. Zie Aanteekening N° 35.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 168