155 mogendheden en verleenden pardon aan deserteurs; voorts gaven zij plakkaten uit, verbiedende den uitvoer van paarden en den sluikhandel, terwijl de gouverneurs en commandeurs van de frontieren hadden zorg te dragen, dat grondvoortbrengselen in de bevestigde steden werden opgelegd (1). De erkenning van Filips Y was slechts schoorvoetend afgelegd. De Republiek en Groot-Brittannië waren geenszins gereed voor een oorlog tegen een vereenigd Frankrijk en Spanje. In 't begin van Maart nam het Lagerhuis een resolutie aan, welke koning Willem verzocht om in zoo danige onderhandelingen te treden „met hare Hoogh Mogenden ende „andere potentaten als meest kragtelijck zoude konnen geleijden tot „onderlinge securiteijt van Syner Majesteyts Coningrijcken en den Staat „van hare Ho. Mo., mitsgaders tot preservatie vande vreede van Europa". Beide mogendheden verklaarden zich voor een billijke vergoeding aan keizer Leopold, de ontruiming der Zuidelijke Nederlanden door de Fran- schen, Britsche bezetting van Ostende en Nieuwpoort, Staatsolie bezetting van Yenlo, Roermond, Stevensweerd, Luik, Namen, Charleroi, Bergen, Dendermonde, Doornik en St. Donaes, benevens handelsvoorreehten in alle Spaansche gebieden. Een dd. '29 Maart ontworpen tractaat, gegrond op de „alliance défensive et perpetuelle" van 3 Maart 1678 en op het vredesverdrag van 20 September 1697, waarbij opgenomen een regeling van de wederzijdsche strijdkrachten, erlangde pas op 4 November onder- teekening (2). Aangezien „de saake van het gemeen jegenwoordig staan (:God betert:) „soo gevaarlijk" en de vrees voor vyandelijke ondernemingen van dag tot dag toenam, erkenden Hunne Hoog Mogenden de noodzakelijkheid om de Republiek „aenstonts ende sonder uytstell in postuyr van defensie „te stellen", bestaande in a. de zorgen voor wel voorziene magazijnen, b. voltooiing van de vaste verdedigingswerken, c. uitrusting van een eskader en uitbreiding van de vloot, d. vermeerdering van de militie, e. uitschrijving eener leening van zes millioen, ten einde „in tijt van „nooth aengetast ende ten dienste van den Staat geemployeert te wer den" (3) Ad a. Het verval van de generaliteits-stapelmagazijnen en de magazijnen in de frontieren was het gevolg van de weinige zorgen door de bond- genooten. Bij petitie van 3 Januari 1701 vroeg de Raad van State een som van twee millioen onder de volgende bewoordingen. Uwe Hooge Mogenden hadden indertijd wel consent verleend tot negociatie van 1.375.000 „dog niet als naer dat het beleg van Naamen de stapelmaga- (1) G.P.B. V 337, 1509 dd. 13 Februari, 1510 dd. 12 April 1513 dd. 28 December (plakkaten tegen uitvoer, enz.) G.P.B. V 297, dd. 28 Februari (verbod vreemde diensten), Ree. Mil. II No 1 dd. 23 Maart (pardon voor deserteurs) Seer. Res. S.G. 4 Maart 1701 (bevelen aan gou verneurs en commandeurs). (2) Seer. Res. S.G. 3, 29 Maart, 14, 22 November, Res. S.G. 12 Maart 1701. (3) Seer. Res. S.G. 17, 21 Januari, 10, 22 Februari 1701.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 169