157 „sekerheid" of op „vrienden, waar aan men door tractaten en door eige „belang verbonden is" mocht niet gerekend worden; om op eigen krachten „te steunen, was de militie te gering in aantal, bedragende volgens den ordinaris staat van oorlog 48423 man „schoon de compagniën ten „grooten deel seer incompleet zynde wegens de slegte betaeling". Op papier verkreeg men thans een sterkte van 56743, dus nog verre beneden die van tydens den vorigen oorlog (94554) en onmogelijk bestand tegen de Franschen. ,,'t Gevaar dat den Staat begonnen heeft te dreigen sedert den doot „van den koningh van Spagnien is soo seer toegenoomen" dat verdere uitbreiding onafwysbaar was tegenover een vyand, die „meester is (onder „wat naam doed niet ter saake) van de Spaansche Nederlanden". Het gevolg was de indiening der petitie van 21 Februari ad 1.236.087-10-0 voor 15195 man, welke echter niet tot uitvoering kwam, wegens de naar aanwijzingen van koning Willem ontworpen nadere regeling door zijn gunsteling Arnold Joost van Keppel, graaf van Albemarle. In de petitie van 7 Maart waren de nieuwe voorstellen uitgewerkt, met nagenoeg dezelfde sterkte als van de vorige (15016), doch, tegen een aanzienlijk minder bedrag 617.025), voortspruitende uit de vermin derde werfgelden. De koning had namelijk de overdracht aangeboden van 3 regimenten Schotten, zonder ander werfgeld dan voor aanvulling tot de voorgeschreven sterkte. Anderszins wenschte de koning de cava lerie, bestemd „om het Land te dekken tegen invasie en de frontieren „tegen belegering" zoodanig uit te breiden, dat elk regiment, even als in den vorigen oorlog, met 6 eskadrons kon uitrukken, waarvoor noodig waren 69 nieuwe compagnieën, benevens 3 nieuwe voor het regiment Karabiniers van Albemarle, dat reeds 6 compagnieën bevatte, doch „hetwelk moetende te voet dienen soo wel als te paard, even als de dragon ders, noodwendig sterker zijn moet als de andere regimenten ruiters, „gelijck oock de regimenten dragonders om die rede altyd sterker zyn". Het werfgeld voor de 72 nieuwe compagnieën cavalerie bedroeg 823.650. „Van dese 823.650 gl. souden moeten afgaan de 278.625 gulden, welk „het werfgeld van omtrent gelyck getal koppen minder bedragen sal „volgens het meergemeld project als volgens het consent". Evenwel be stond uitzicht op het bekomen van 3 nieuwe regimenten waaronder te verstaan 2 bataljons Zwitsers, vormende het regiment van Erlach, en een regiment van Brandenburg-Ansbach (1) welke „sekerlyck veel „meer sullen kosten aen werf en transportgeld als daarvoor uitgetrokken „is in het project, mogende niet minder als een vermeerdering van SO.OOOgl. „daarvoor gesteld worden; en ten andere, dat het overvoeren van dry „regimenten, welke Hoogstgedagte Syne Majesteit overlaat uit Schotland „na dese Landen op het minst genoomen 22.000 gl. kosten sal, en dat „derhalve (slechts) 72.000 gl. minder moeten afgaen vande 823.650". De petities van 31 Januari en 21 Februari, de laatste gewijzigd bij die (I) Res. S.G. 24 Maart, Res. R. v. St. 5, 26 Maart 1701.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 171