160 paarden boven de vroeger aangevraagde hoeveelheden; ten slotte voor onvoorziene uitgaven (1). Hertog Ferdinand Willem van Wurtemberg, gouverneur van Sluis met bijbehoorende steden en forten, was belast, met medewerking van den directeur van fortificatiën Johan Vleugels, met het in verdedig baren staat brengen van Staats-Vlaanderen, waartoe men destijds ook Lillo en andere forten aan of nabij de Schelde rekende. De Raad van State trof maatregelen om de boeren „op het geweer" te brengen en de eilanden Cadzand, Axel, Neuzen en Biervliet door gewapende huisluiden te doen bewaken. Anderzijds beoogden de Spanjaarden of Franschen het inrichten eener met forten of redouten voorziene linie, loopende van omtrent Sas van Gent tot aan fort de Perel aan de Schelde, zoo mede het leggen van een groot fort aan de Gentsche vaart nabij Sas van Gent, hetwelk den Raad van State „als van sonderlingh bedencken voorquam". De hertog „in „een kout en swaar stormig weer omtrent Isendijcke met den directeur „Vleugels zynde geweest inspectie neemen vande droogtens en andere „wercken daer omtrent" beliep een ziekte, waaraan hij op 7 Juni overleed. Het werd in Vlaanderen voorloopig vervangen door luitenant-generaal graaf Walrad van Nassau-Sarbrucken (Ottweiler), gouverneur van Nijmegen, deze door generaal-majoor Willem van Heuckelom (2). Op 14 Juli, enkele dagen na terugkomst uit Engeland, verklaarde koning Willem ter vergadering der Staten-Generaal, dat door hem alles was bevonden „in een vredigen Staat, dat naast den Zegen van Godt- „Almagtigh zulx alleen most werden geattribueert aen de prompte „en cordate resolutien van hare Hoogh Mogende om haar te stellen in „postuyr van defensie; dat vastelijck vertrouwde dat de respective „Bondgenoten alle daarin zouden continueren, want dat het zelve aensagh „als het eenigste middel off om een oorlogh voor te komen, off wanneer „het wederom tot een oorlogh zoude moeten komen, den Staat te be schermen tegen het gevaar, dat aan dezelve van zoo groote maghten „als tegenwoordigh gecombineert zyn, boven het hooft hangt" (3). Het uitgesproken vertrouwen in de „respective Bondgenoten" bleek mis plaatst; hoe noodzakelijk ook geld moest worden opgebracht, zij bekom merden zich daarover bitter weinig. Op de petitie van 3 Januari voor de magazijnen was in Juli nog zoo goed als niets, op die van 26 Maart voor leger- lasten zoo weinig binnengekomen, dat de Raad zich onmachtig verklaarde „tot het beletten van het verloop der bedienden vande artillerije en vande „train van 't Leger, vande voerluiden vande amunitie en broodwagens, „en vande drijvers vande kanonpaarden, luiden in geen vaste dienst „zijnde en niets hebbende om van te leeven als haar dagloonen, en dat <- (1) Res. R. v. St. 17 Maart, 12, 30 April, 11, 10 Juni, 2, 12 Juli 1701. (2) Seer. Res. S.G. 12 Februari, Res. R. v. St. 10, 13 Februari, Res. S.G. 12, 19 Mei, 10, 24 Juni 1701. (3) Res. S.G. 11, 15. 25 Juli 1701.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 174