164
kon beteekenen op hare oostelijke grenzen, welke gemakkelijker vielen
te bereiken dan de door drie moeilijke rivierovergangen beschermde zui
delijke. Na genaderd te zijn tot Argenteau aan de Maas, drie uren boven
Maastricht, versterkten zich de Franschen in het dorp Hermalle, sloegen
bij Richelle een brug over de Maas en plaatsten een versterkte post te
Veulen (Foulogne). Hoewel de genoemde plaatsen op generaliteitsgebied
lagen, beriepen de Franschen zich op een (onwettige) uitspraak van het
Hof te Brussel, hetwelk althans Hermalle verklaarde tot dorp van re-
demptie onder Spanje behoorende. Fransche stokerijen bewogen de regee
ring van Luik tot klachten over den aanleg van een fort op den Pietersberg
Hunne Hoog Mogenden erkenden het recht van Luik op den grond, waarop
tevens vele gedeelten lagen van andere forten onder Maastricht, welke
stad „tweeheerigh zynde, hare Ho. Mo. evenwel boven ende affsonderlijck
„van den heere prince van Luyck aldaar hebben het jus praesidii et for-
„talitii". Op 21 November kregen de Franschen van den Luikschen gou
verneur Jean Alphonse, de Chokier graaf van Berlo, vergunning om de
stad en de citadel te bezetten; hij overleed op 10 Maart 1702 en Luik
kreeg een Franschen generaal als zijn opvolger (1).
De bezetting van Luik was voorafgegaan door de komst in Keulsland
van Franschen ter ondersteuning van den keurvorst-aartsbisschop als
zoogenaamde auxiliaires van de Bourgondische kreits. Zij bezetten Kei-
zersweerd, Bonn en Nuis, doch faalden ten opzichte van de stad Keulen,
welke tijdig hare poorten geopend had voor 8000 man van de West-
phaalsche kreits. In de landen van Keulen, Gulik en Berg onderhield de
Republiek als auxiliairen van den keizer 28 bataljons infanterie, waaronder
8 keurvorstelijk-Paltsische, onder bevel van luitenant-generaal D. W. van
Dopff. Toen de Franschen zich van Luik hadden verzekerd, liet de Keul-
sche Magistraat de Staatsche regimenten Slangenberg, Goor, Wilcke,
Weideren en Brandenburg-Ansbach als keizerlijke troepen binnen hare
muren; zij stonden onder bevel van generaal-majoor C. W. van Dedem.
Aangezien 't nog steeds vrede heette, vroegen de Bourgondische auxi
liairen vrij vervoer van ammunitie en materieel, waarop Hunne Hoog
Mogenden Dopff opdroegen zulks „sonder schroom" te weigeren eii
dergelijk vervoer, in overleg met de Duitsche generaals zooveel mogelijk
te verhinderen. Ten einde afvoer langs den Moezel te beletten, zond prins
Louis van Baden 200 man uit Rastadt ter bezetting van Traerbach (2),
Het land van Trier lag nagenoeg open voor Fransche willekeur. Op
voorstel van keurvorst Johan Willem van de Palts, zond Dopff eenige
troepen naar Neuwied Koblentz achtte men te ver verwijderd die
desgevorderd konden dienen tot ondersteuning. Een op 8 Mei 1702 ge
sloten conventie waarborgde den keurvorst-aartsbisschop Johan Hugo
(1) Res. S.G. 14, 21 September, 10, 17 October, 26 November, Seer. Res. S.G. 25, 27 No-
vember 1701. XT
(2) Res. S. G.28, 29 November, Seer. Res. S.G. 28, 29 November, 15 December, acte 4 No-
vember 1701, Seer. Res. S.G. 6, 16, 23 Januari, 7 Februari, Res. R. v. St. 20 Januari 1702.