168
compagnieën te paard en te voet moesten 1 Maart voltallig zijn; om de
officieren daartoe in staat te stellen, kregen zij een zekere vergoeding,
bekend als „soulaas" (1).
Zoodra de oorlog uitbrak, traden terstond de heffingen op vijandelijk
gebied in werking in de vorm van contributiën en brandschattingen,
benevens de regeling van paspoorten, sauvegardes, enz., alles bij tijds
voorbereid. De uitvoering was opgedragen aan ontvangers met behulp
van vrije compagnieën fuseliers of vuurroers „om te gebruycken tegens
„de vyanden deser Vereenigde Nederlanden 't sij te velde ofte tot het
„doen van courssen en militaire executien". Opgericht werden kantoren
te
Breda, voor de kwartieren van Antwerpen, Mechelen en Aerschot;
ontvanger Francois de Bons, compagnie van Arnold Charles van
Westkercken;
Hulst, voor het Land van Waes, Land van Aalst, het Oudenburgsche
aan de oostzijde van de Sassevaart, ambacht van Assenede en Boekhout;
ontvanger Johan Fullenius, compagnie van Frederik de Lely;
Sluis, voor Land van Brugge, het Oudenburgsche aan de westzijde van
de Sassenvaart, Vlaanderen bewesten de Leye, Artois; ontvanger Her-
bert Briel, compagnie van Carlos Lourens
Maastricht I voor Brabant, uitgezonderd de kwartieren van Antwerpen,
Mechelen en Aerschot, provincie Namen, Henegouwen, land tusschen
Maas en Sambre en Land van Hesbaye; ontvanger Ernst Pesters,
compagnie van Jean Papon de la Motte;
Maastricht II voor Limburg, de Landen van Overmaze, deelen van
Spanje, Opper-Gelder, Luxemburg en hooger op aan de oostzijde van de
Maas; ontvanger Johan van Vrijbergen, compagnie van Coilin Lam
bert. De drie landen van Overmaze waren door het „partage tractaat"
van 26 December 1661 met Spanje (2) „soodaenig in malkanderen geen-
„claveert, dat het bynae onmoogelyk is tot de naest leggende steeden te
„kommen sonder elckanders Territoir aen te doen"; blijkbaar was de
regeering te Brussel niet 'ingegaan op het voorstel van Hunne Hoog
Mogenden om aan te nemen, dat „de contributiën van weersijts partije
tegen eikanderen werden gecompenseert. De beide ontvangers te Maas
tricht waren mede belast met het innen der zoogenaamde „tailles" in het
Land van Luik; de taille, een soort van belasting, vertegenwoordigde
een waarde van ongeveer 2000 rijksdaalders. De stad Luik en hare voor
steden waren niet in de tailles begrepen: zij betaalden voorloopig een
maandelijksche subsidie van 6000 rijksdaalders; de domeinen van den
prins-bisschop werden weldra ten voordeele van den Staat in beslag
genomen. Uit de contributiën moesten de vrije compagnieën betaald
worden, uit de tailles de regimenten van Jean Gerard de Trogne en
(1) Res. S.G. 21, 27 September 1701, Res. R. v. St. 21 Januari, 15, 21, 22 Februari, 8, 9,
13, 15, 16, 18 ,21 Maart 1702.
(2) Zie Deel V bladzijde 111.