172 extra ordinaris afgezant van de Republiek begroette de koningin in hare nieuwe waardigheden en ontving de verzekering „van hare genegentheyt „voor den Staat van hare Ho. Mo. ende vande vaste resolutie die in Enge- landt is om altijt met deselve in nauwe alliantie verbonden te blijven, „ende vande hertelijcke verklaringen die den heer grave van Marlborough „ende andere Lords daaromtrent hadden gedaan" (1). Hunne Hoog Mogenden richtten aan de provinciën het verzoek „tot het „nemen en formeren van zoodanige provinciale advisen als haar Ed. Mo., „in zoo hooghwichtigsten conjuncture van tijt en zaken, tot dienst, be- „houdenisse ende welstant van den Staat oordeelen zullen te behooren. De Staten van Holland en West-Friesland waren het eerst met hun antwoord gereed. Op 25 Maart verschenen zij en corps in de vergaderzaal van Hunne Hoog Mogenden, waar zij verzekerden „met de uytterste „smerte en droefheyt van haare zielen verstaan hebbende het funest, „ongeluckigh en ontijdigh affsterven van sijne Majesteyt van Groot- „Brittanniën, hoogloffelycker memorie", en dientengevolge aandrongen „tot standvastigheyt en eenigheyt der Bondtgenooten en tot conservatie „van den Staat, vrijheijdt en Religie Hunne Hoog Mogenden en de gedeputeerden van de provinciën bedankten heeren Staten van Holland en West-Friesland voor hunne toespraak en beloofden „niettegenstaande „het overgroot verlies, hetwelcke den Staat door het voors. beklagelyk „affsterven komt te doen, te blyven by de Unie ende om tot bescherminge „van Vrijheijt ende Religie, den andere met goet en bloet ten uyterste „toe by te staan, hare gemaakte alliantie te agtervolgen ende naar te „komen en geensints te wycken vande mesures, die gedurende het leven „van Syn Majesteijt van Groot Brittannië glorieuser gedagtenisse zyn „genomen, sonder daarvan aff te wijeken" (2). s Konings dood verwekte algemeene droefenis bij het leger. Een tijd genoot, de kapitein Dirk Johan van Winsheym, teekende in zijn voorheen bij het krijgsgeschiedkundig archief voorhanden Handschrift aan „alle „officieren van het hollanse corps kleden sig in de Raouw witte rocken „met swart uyt gemaeckt, en aen de vendels en standren swarte floeren, „twelck naar was om te sien als de troupens in de wapens stonden en men „hoorde onder de officiers niet anders als de doot des conings beklagen". Hoewel de provinciën uiting gaven aan de „smerte en droefheyt van „haere zielen waren vijf van de zeven bondgenooten ingenomen met de herkregen vrijheid en souvereiniteit, zonder daarin door een stadhouder te worden gedwarsboomd. Zij en Hunne Hoog Mogenden lieten dan ook de hooge door den overledene bekleede ambten onvervuld en herstelden den toestand van 1650. De minderjarige Friesche erfstadhouder Johan illem Friso stond hen niet in den weg; alle pogingen van Willem III om hem als opvolger zijner waardigheden te zien erkend, hadden gefaald. Alle adressen van rouwbeklag door de provinciën werden door Hunne (1) Res. S.G. 24 Maart 1702. (2) Res. S.G. 23, 25, 30 Maart, Res. H. 23, 25 Maart, G.P.B. V 7 dd. 25 Maart 1702.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 186