174
„aeten" voorloopig van kracht. Na een zakelijke bespreking te Nijmegen
tusschen gedeputeerden van Hunne Hoog Mogenden, van den Raad van
State en veldmaarschalk prms Walrad van Nassau, ontving laatst
genoemde het opperbevel over het veldleger, onder machtiging om dit
terstond, na de verbreking van vrede, handelend te doen optreden. Alle
officieren en verdere militairen kregen de vermaning „om yder haar pligfc
„naar behooren waar te neemen, sonder in hare gewoone moed, yver en
„getrouwigheyt te verflauwen". De veldmaarschalk eisclite de aanwezig
heid der officieren bij hunne compagnieën; velen hunner bevonden zich
te 's-Gravenhage tot behartiging hunner belangen; die van de Friesche
en Groningsche repartities volgden het voorbeeld hunner betaalsheeren
en stoorden zich weinig aan de orders van den veldmaarschalk (1).
De meeste infanterie-regimenten brachten te Velde slechts een enkel
bataljon uit; bij de cavalerie waren drie compagnieën tot een eskadron
vereenigd, sommige regimenten telden twee eskadrons. Omstreeks 1 April
was het leger volgenderwijs opgesteld
Aan den Neder-Rijn, hoofdkwartier te Muhlheim: 14 bataljons en
20 eskadrons onder bevel van veldmaarschalk prins Walrad van Nassau,
tevens keizerlijk veldmaarschalk in de krijgsverrichtingen tegen „de
„gepretendeerde Bourgoundsche Creytz volckeren"; Hunne Hoog Mo
genden verlangden daarbij, dat hij een Franschen opmarsch naar Wolfen-
buttel zooveel doenlijk zou beletten (2).
Te Maastricht 12 bataljons en 14 eskadrons onder luitenant-generaal
Dopff .In het land van Cleef, hoofdkwartier te Xanten: 16 bataljons en
83 eskadrons onder luitenant generaal t'Serclaes de Tilly.
In Brabant, hoofdkwartier te Rosendaal: 16 bataljons en 38 eskadrons
onder den graaf van Athlone. In Vlaanderen8 bataljons onder Menno
van Coehoorn; bij afwezigheid onder kolonel George Lauder.
Ter bevordering van een aanslag op Keizersweerd in Westphalen, zou
de Fransch-Spaansche krijgsmacht in de Zuidelijke Nederlanden worden
bezig gehouden door de korpsen van Athlone en Coehoorn zij hadden
in opdracht om bij hun voortdringen de ingezetenen „te sommeren haer
„aen den keyser te submitteren". Athlone beschikte echter over te
weinig troepen in verhouding tot de sterke Fransche bezettingen van
Mechelen, Lier en Antwerpen; bovendien waren er zoovele zieken, dat
de gasthuizen van Bergen-op-Zoom en Breda te beknopt waren om allen
op te nemen, terwijl het „ongestuijmig weder" noopte tot tijdelijke ophef
fing van het kampement te Rozendaal en onderbrenging der troepen in
de naastgelegen dorpen. Toen Athlone zich weldra met de beschikbare
troepen naar Klarenbeek moest begeven, nam luitenant-generaal Louis
graaf van Noyelles het bevel in Brabant over, dat zich mede uitstrekte
over de beveiliging van de Hollandsche en Zeeuwsche eilanden (3).
(1) Seer. Res. S.G. 24, 25 Maart, Res. R. v. St. 24, 29 Maart, 19 April, 6 Mei. Res. S.G-
31 Maart, 21, 27 April, Res. Holl. 14 April 1702.
(2) Seer. Res. S.G. 1 April 1702. Zie Aanteekening N° 37.
(3) Seer. Res. S.G. 3, 6, 14, 24 April, Res. R. v. St. 5, 6, 12, 24 April 1702.