175 Hoewel Coehoorn eveneens te weinig troepen onder zich had, waarvan hij nog wel herhaaldelijk detachementen voor bijzondere opdrachten moest afstaan, konden toch eenige voordeelen worden behaald. In den nacht van 17 April nestelde zich op zijn last de kolonel Johan de Yassy, ter bescherming van Staats-Vlaanderen, tusschen Sas van Gent en Assenede op Spaanschen bodem; het opwerpen eener redoute was gewenscht, doch de kolonel had voor de arbeiders „niet eene stuver in voorraad". Op 6 Mei vestigde Coehoorn het hoofdkwartier in het nabij gelegen Middelburg, een sterkte met weinig kosten in behoorlijken staat van verdediging te brengen als er maar geld was voor de noodige pioniers. Verder maakte Coehoorn zich meester van het fort St. Donaes, ten Z. van Sluis voorzien van een steenen redoute, die hij in wezen hield; de overige ver sterkingen met de tusschen gelegen linie liet hij slechten. De veiligheid van Staats-Vlaanderen was thans vrijwel verzekerd. Voor 5 soldaten van het regiment Plettenberg en 2 van Lauder stelde de Raad van State 500 beschikbaar „tot belooning van haar betoonde dapperheid in het „overzwemmen vande graft en het kappen der palissaden van de linie „omtrent St. Donaes onder het vuur van 's vyands musquettery", van welke som Johan Cordits en Anton van den Berg, soldaten onder Plettenberg „sullen deelen met een dubbele hand, als de andere voor gegaan zynde"; de Raad verzocht de Staten van Gelderland, hunne betaalsheeren, bovendien om te sorgen voor het avancement vande „voors. soldaten, ten einde om haar en anderen aan te moedigen om wel „te doen" (1). Tijdens de voorbereiding tot het beleg van Keizersweerd vroeg de Pransche luitenant-generaal Nicolas de Montrevel schriftelijk ophel dering aan veldmaarschalk prins Walrad van Nassau-Saarbrucken, waaraan de Hollandsche cavalerie het recht ontleende om in vollen vredestijd posten aan te vallen en gevangenen mêe te voeren; aangezien hij onderteekend had als commandant der troepen van den Bourgon- dischen Kreits en Keulen, berichtte de prins aan Hunne Hoog Mogenden de onmogelijkheid tot het geven van een antwoord, omdat noch de keizer, noch het Rijk iets van een Bourgondischen kreits afwisten. De luitenant- generaal D. W. van Dopff was belast met de berenning en door den keizer vereerd met een benoeming tot veldmaarschalk-luitenant; op zijn verzoek om erkenning bleven Hunne Hoog Mogenden het antwoord schuldig. Op 15 April marcheerden de voor het beleg bestemde infanterie en een regiment dragonders uit het kamp van Muhlheim; drie Pruisische regimenten onder prins Leopold van Anhalt-Dessau, later bekend als „der alte Dessauer", zouden volgen, terwijl de cavalerie, in het hoofd kwartier te Langerwehe, heiast bleef met de waarneming van den vijand. Het vervoer van de kleine zware artillerie uit Nijmegen ondervond ver- (1) Res. R. v. St. 11, 18, 19 April, 9, 11, 19 Mei, 25 Juli, Seer. Res. S.G. 19 Mei, Res. S.G. 19 Mei 1702.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 189