traging, omdat onmogelijk langs Rijnberk kon gezeild worden, zoodat het van af Wesel, onder dekking van Tilly's cavalerie, over land moest geschieden. Toen de Fransche bevelhebber van Keizersweerd, Jules Armand Colbert, markies van Blainville, inzicht in de bedreiging kreeg, vroeg hij eveneens opheldering over de vijandelijkheden; zijn onder- teekening met „marechal de camp du cercle de Bourgogne" belette even zeer het geven van een antwoord (1). In de laatste dagen van April ondernam Boufflers een poging tot ontzet van Keizersweerd; de hertog van Bourgondië sloot zich bij hem aan, zoodat het Fransche leger een sterkte van 40.000 man bereikte. Na bij Stevensweerd de Maas te zijn overgestoken, traden de Franschen binnen Xanten op het oogenblik dat Tilly de stad aan de andere zijde verlietzij verspreidden zich tusschen Xanten en Sonsbeck „plunderende „en spolieerende alles wat sij bereijcken konden". Atiilone begaf zich ijlings uit Rozendaal met eenige troepen naar Klarenbeek, waar Tilly zich bij hem aanslootdit laatste was geenszins naar den zin van Frede- rik I van Pruisen, die zich voor Keizersweerd had gelegerd onder voor waarde dat de westzijde van den Rijn door Staatsche troepen bezet zou blijven; Tilly verantwoordde zich over zijn terugtocht bij den Raad van State, die zich over „syn voorsigtige conduite" voldaan toonde. Het Staatsche leger te Klarenbeek, waaronder de Engelsche korpsen die, bij afwezigheid van bijna alle officieren, zich aan wangedrag schuldig maakten, telde ongeveer 25000 man en vormde gedurende het beleg van Keizersweerd het voornaamste steunpunt van de Republiek tegen het ruim anderhalf maal sterkere Fransche leger. Zoolang deze verhouding bleef bestaan, kon tegen dat op ongeveer 5 uren afstand gelegen leger niets worden gewaagd. Langzamerhand kreeg Athlone versterkingen uit Maastricht, 's-Hertogenbosch en Grave; alle hulpdiensten werden gefor meerd of ingesteld, te Nijmegen een hospitaal voor 1000 tot 1200 zieken ingericht. Hunne Hoog Mogenden vaardigden Frederik Adriaan van Reedf, van Renswoude naar Athlone af om „met denselve te overleggen „wat in deese sorgelyke tijdsgelegentheid behoord gedaan te worden tot „de meeste securiteit van den Staat, daarover te corresponderen met de „heeren gecommitteerden in het leger onder den heer prince van Nassau „Zaarbrug Tot de veiligheidsmaatregelen behoorden de lastgeving voor opstelling van alle vaartuigen aan de oost- of noordzijden der rivieren en de bescherming door gewapende uitleggers, zooals in den Spaanschen oorlog en in 1672 gebruikelijk was geweest. De Fransche opvorderingen van haver, hooi, karren en paarden in de Meiery deden vreezen voor een beleg van Grave dat slechts een zwak garnizoen had. De bezetting van het fort St. Andries was bepaald op 200 man, maar telde niet meer dan 40, veel te gering bij onvoorziene voorvallen; de commandeur, luitenant- (1) Seer. Res. S.G. 4 April, Res. R. v. St. 10 April, Res. S.G. 14 April, Lias loopende dd. 22 April 1702, Pamflet 14778. Zie Aanteekening N°. 38.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 190