177
kolonel Pieter Eamaeoker vertrouwde bovendien het landvolk niet,
waarvan velen in Franschen dienst traden (1).
Op 21 April deed de bezetting van Keizersweerd een vruchteloozen
uitval; de majoor Reiche van het Hannoversche regiment Weyhen „se
„signala beaucoup en cette occasion, ayant l'épeé a la main, repoussé
„l'ennemi a la tete de cent fusellieurs". Kort daarna kwam het Hessische
korps, bij conventie van 7 Februari in dienst van Groot-Brittannië en
de Republiek, de belegeringstroepen versterken, doch men beschikte
over te weinig geschut om tot overgave te dwingen. Evenwel aan ontzet
viel niet te denken.De beslissing viel pas na de wederzijdsche oorlogs
verklaringen. In andere omstandigheden zou een machtig leger verzameld
kunnen zijn om den vijand den overgang van de Maas en overschrijding
van grenzen te beletten en had men op 's vijands bodem kunnen kampeeren
van den dag af, dat op het veld groene fourage genoegzaam aanwezig
was. Thans was alles anders. De militie lag op eigen bodem of op Pruisisch
en Paltsisch gebied, zoodat men, zoolang niet over vijandelijk terrein
kon beschikt worden, voor 25- a 30000 paarden droge fourage noodig had,
waarin de petitie van 23 Juni tot een aanvrage van 500.000 moest
voorzien. Voor de gemeenschap met het leger onder Athlone achtte
men ,.een vliegende schipbrugge" beslist noodig „die in der haast geleit,
„opgenoomen ende seylende snellich verbragt kon worden ter plaatse
„daar het vereischt werd" (2).
Over 't algemeen viel over goede samenwerking tusschen de geallieerden
weinig te roemen, in 't bijzonder niet tusschen de generaals van de verschil
lende legerdeelen voor Keizersweerd en in het land van Cleef. Aan den
Boven Rijn voerde de Roomsch koning Jozef het bevel over 23000 man
infanterie, 7000 ruiters, 3000 dragonders en 6000 huzarenprins Louis van
Baden bezette Lauterburg en Weissenburg, zoodat Landau in den Opper-
Elzas geheel was omsloten en hij tot onder de muren van Straatsburg kon
laten brandschatten. Doch noch van het een, noch van het ander gaf
men Hunne Hoog Mogenden kennis; zij ontvingen pas kort vóór de
oorlogs-verklaringen een bericht over de nadering van een Fransch leger
onder Camille de Hostun, graaf van Tallard, vermoedelijk om een
aanslag op Dusseldorp te wagen (3).
Op 1 April ontvingen Hunne Hoog Mogenden den kapitein-generaal
der Britsche landmacht, John Churchill graaf van Marlborough, in
plechtige zitting. Hij had opdracht van koningin Anna om gemeenschap
pelijke maatregelen vast te stellen, hoofdzakelijk betreffende de weder
zijdsche troepensterkte ,de oorlogsverklaring en het sluiten van een
nader tractaatgeen vrede alvorens voldoening verkregen was voor de
beleediging door de erkenning van den pretendent als koning van Groot-
(1) Res. R. v. St. 22 April, 1, 3, 5, 6, 8, 11, 12, 19 Mei, Seer. Res. S.G. 24, 28, 30 April,
5, 6, 9 Mei, Res. S.G. 1 Mei, Lias loopende 1 Mei 1702.
(2) Res. R. v. St. 1, 8, 16, 19 Mei, Seer. Res. S.G. 5, 6, 22 Mei 1702.
(3) Seer. Res. S.G. 5, 6 Mei, Res. R. v. St. 9 Mei 1702.
VII
12