199 transport £170.691-16-10 ambassadeur in Frankrijk met zijn predikant1.737-10- 0 pensioen voor Charles Belgique Hollande, hertog van Tremouille, (1)83. q. 8 pensioen voor Robbert Oblet, kapitein der guides 100- 0- 0 nog drie verschillende posten5.003-11- 5 £932.369- 6- 1. In de generale petitie dd. 11 November 1697 tot den nieuwen staat van oorlog betoogde de Raad van State: „In tijd van vrede is de naaste sorg dat men so dierbaar een pand door alle „bequame middelen conservere. „Het nemen van vaste mesures met Rijken en Staaten gelijken interest „hebbende inde conservatie van den vrede, en het vermijden van alle „offensien, zijn daar toe buiten twijffel seer voornaame middelen. Dog de „sekerste zijn dat men in postuur blijve om niet onverhoeds te konnen „overvallen worden, en dat men de financien redde, om bij opkomende „ongelegentheid daar uit te konnen vervallen de kosten, nodig tot het „vermeerderen der Zee- en Landmagten na vereijsch van saaken. Thans „was 't noodzakelijk om de juiste middenweg te vinden tusschen de aan te houden legersterkte en de vermindering van lasten. De Raad was van meening om aan te houden: 4110 ruiters en dragonders of 4568 „so men paarden en geen menschen teld", 41441 man infanterie en dragonders te voet, waaronder begrepen de man in Suriname, de schrijvers en de jongens van de officieren; deze sterkte was feitelijk te gering, omdat de Republiek eenigszins had te zorgen voor de Spaansche Nederlanden en aldaar be zettingen onderhield, tot tijd en wijle Spanje daartoe in staat zou zijn. Het aanhouden van een „considerable scheepsmagt" viel geenszins af te wijzen. De kosten voor het versterken van plaatsen „na de hedendaagsche wijs waren veel te groot om in oorlogstijd te verwerken, wegens geldge brek had men veel reeds begonnen arbeid moeten stopzetten; thans moest aan afwerking gedacht worden: de Rijn en de IJssel, weleer voorname, natuurlijke hindernissen, waren geheel verzand, de moerassen meeren- deels verdroogd, een groot aantal verdedigingswerken niet bestand tegen een bombardement. Door het vervallen van den extra-ordinaris staat van oorlog daalde de Summa grossa der maandelijksche uitgaven tot 932.368-9-5, dus tot onder de helft van het vorige jaar. Pas in de toekomst zou de verminde ring van uitgaven merkbaar worden. Immers de Zweedsche, Branden- burgsche, Saksische en Brunswijksche troepen, de Zwitsers „so die in „dienst blijven als die gecasseert en gereduceert syn", benevens de regi menten te voet en te paard, welke met 1 Januari 1698 de plaatsen moesten vervullen van de Nederlandsche gardes van Zijne Majesteit van Groot- Brittannië, bleven niet alleen in betaling tot het einde van 1697, maar, (1) Zie Aanteekening N° 39.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 213