203
„bij de afschaffing van lasten, gedaan doe den oorlog ter naauwer nood
„geëindigd, en niemand noch ontwapend was". Mogelijke verwikkelingen,
voortvloeiende uit een binnen kort te verwachten kinderloos overlijden
van den Spaanschen koning, lieten een nadere vermindering van lasten
onmogelijk toe. Eerder moest gedacht worden aan een vermeerdering der
militie; evenwel wenschten Zijne Majesteit en de Raad van State daartoe
geen voorstellen te doen, maar zij verlangden dan ook, dat de Staten van
Groningen ophielden met eigenmachtig te ontslaanvolgde elke provincie
hun voorbeeld, dan zou de militie met bijna een-vijfde verminderd zijn.
Betreffende het betalen van schulden, hadden alle vertoogen van den
Raad weinig anders uitgewerkt „als datse de beurs van alle de Provinciën
geslooten houden". Het onbetaald laten van logiesgelden gaf aanleiding
„dat de steden van het ressort vande Generaliteit uitgemergelt werden
„door het logement vande militie en onbequaam gemaakt tot het dragen
„vande lasten". De cassatie van een man per compagnie ruiters en dragon
ders, van 2 man en 1 tamboer per compagnie infanterie, ten behoeve van
pensioenen voor gecasseerde officieren, volgens resolutie van 1 December
1698 mede van toepassing op de compagnieën Schotten, was in werkelijk
heid ten uitvoer gebracht, doch niet op den staat van oorlog aangegeven,
omdat de maatregel slechts van tijdelijken aard bleef zoolang er nog pen
sioen-gerechtigden waren. Tot de „ingrediënten" van den staat van oorlog
behoorden
a. Volgens resolutie van 6 September 1698 afgenomen het regiment
Hamilton en 2 compagnieën der 5 andere regimenten Schotten, te samen
22 compagnieën, om plaats te maken voor het regiment garde-dragonders
van Eppinger.
b. De 50 in dienst gehouden compagnieën Schotten geegaliseerd op
919-1-7 ten 42 dagen, in plaats van gedeeltelijk op 993-4-10 en 882,
ofschoon ze alle door onderlinge verdeeling inderdaad 919-1-7 trokken
of 665-12-02/3 ter loopende maand.
c. Volgens resolutie van 1 November opgebracht het regiment keurprins
van Brandenburg, waartegen het regiment van den brigadier K. W. de
Sparre aangewesen voor den dienst te water.
d. Volgens resolutie van 6 November opgebracht 60.000 (voortaan
elk jaar) voor de Pransche officiëren, die gediend hadden in Piemont,
naderhand aan den Rijn, die „verdreven uit het hare, niemand lastig ge
tallen zijn soo lang den degen haar heeft kunnen voeden"; bovendien
30.000 voor eens tot kwyting van de aan hen verstrekte penningen,
verder onder bepaling dat „de vacante pensioenen blijven gemortificeert".
e. De 2 compagnieën van 110 man op Friesland verminderd tot het
ordinaris getal van 55 als wordende dog niet hoger gehouden en betaald,
„onaangesien de aanmaning tot het compleet houden dier compagnieën,
„jaerlijkx met soo veel ernst gedaan wordende; daartegen de compagnie
„te paard van syn Purstelycke Doorluchtigbeijt verhoogd van 80 op 126
„paarden, in verwagting dat de provincie van Vriesland niet sal weigeren