218 teering van den laatsten 2den extra-ordinaris staat van oorlog, als 2 man op elke compagnie te voet, 3 man op de Scliotsche compagnieën, 1 man per compagnie dragonders en, ten aanzien van Groningen, zijnde thans niet meer belast met pensioenen van gereformeerde officieren, met 1 ruiter per compagnie en 3 man per compagnie te voet. De reden dezer vermin dering berustte in „het remplacement van veel gereformeerde officieren, „die uyt het profijt vande bewuste reductie vande militie op den ordi- „naris staat, in effective manschap". „De trage en incomplete betaling van de militie", de excessive kortinge, „die in dese en geene Provinciën word gedaan", gevoegd bij verscheide „andere toevallen als van extraordinaris sterfte en desertie, die insonder- „heid de infanterie van den Staat onderworpen is" vormden een beletsel voor de officieren om hunne compagnieën in „behoorlyck postuer" te houden. Om hierin te voorzien stond op den extra ordinaris staat een som van 41.666-18-4 ter maand uitgetrokken tot „soulaes vande regimenten „en compagnien te voet, die door de voors.toevallen meest geleden heb ben". Tot besluit verklaarde de Raad in deze petitie, ten aanzien van den tijd tot het inbrengen der consenten, zich te zullen houden aan de resolutie van 27 December 1629, volgens welke hij zou beschouwd worden als ten vollen „geconsenteerd hebbende de Provinciën, welke haere con senten niet sullen inbrengen „voor den 1 April naastcomende". Summa gressa ordinaris staat995.918-6- 4 ter loopende maand extra-ordinaris staat940.090-0- 6 1.936.009-6-10. In den verderen loop van 1702 sloot de Republiek nog contracten tot indienstneming van Pruisische, Hessen-Kasselsche en Munstersche troe pen. Nadat de nieuwe toestand was ingetreden, repartieerde de Raad van State deze troepen in den extra ordinaris staat van oorlog dd. 21 Septem ber 1702 ingaande op 10 September te voren (1). B. OVERZICHT VAN DE TROEPENSTERKTE Gelijk meermalen is opgemerkt, bleven de sterkte-cijfers van de staten van oorlog verre boven de werkelijkheid, een gevolg van: niet-erkenning der door den Raad van State voorgeslagen repartitie, zich uitende in af- wijzing van compagnieën, soms van geheele korpsen; het geheel of ten deele nalaten van reeds goedgekeurde wervingen; eigenmachtig afdanken van enkele manschappen tot geheele compagnieën; het ten eigen bate aanhouden eener sterkte beneden de organieke. Wanbetaling en onrecht matige kortingen werkten bovendien desertie en verloop in de hand. (1) Zie Hoofdstuk II van Deel VIII.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 232