221
fanterie, de konstabels als de gemeene ruiters „soo als nu sedert veeijaeren
gepractiseert is" (1).
De logiesgelden ten behoeve van de garnisoenen buiten de vereenigde
provinciën bleven tusschen 1688 en 1703 nagenoeg onveranderd, als op
Hollandvoor de ordinaris bezettingen te 's Hertogenbosch, Breda, Steen
bergen, Bergen-op-Zoom, Willemstad en Grave, mitsgaders voor 2 com
pagnieën te Einden;
op Zeeland: in laanderen en voor Sas van Gent en omliggende forten;
op Friesland: voor Bellingwolde, Langakkerschans en Leeroord;
op Groningen: voor Coevorden en Emden;
op Drenthe: gedeeltelijk voor Coevordën.
De inkwartiering met de daaraan verbonden vergoedingen was geregeld
door het reglement van 16 Mei 1675, met wijzigingen van 21 Januari
1682. Daarin kwam op 28 Februari 1689 verandering, toen Hunne Hoog
Mogenden besloten om geen logiesgelden voor inkwartiering toe te staan,
hetgeen een verklaarbaar verzet uitlokte. Zulks leverde binnen een jaar-
tijds voor 's-Hertogenbosch een verlies van 500.000 op. Daarom bepaalde
een nadere resolutie, dat te 's-Hertogenbosch, Breda, Bergen-op-Zoom
en Steenbergen voor eiken soldaat en ruiter 3 stuivers per week zouden
vergoed worden, terwijl de officieren hun logieshuur zelf moesten betalen.
Hoewel de 3 stuivers veel te weinig beteekenden, viel aan verhooging niet
te denken (2),
De lasten van de ingezetenen voor de logeering van inlandsche en vreem
de troepen waren meer dan eens ondragelijk. In het begin van 1692 moes
ten te 's-Hertogenbosch 1300 paarden worden gestald, terwijl meer wer
den verwacht; s lands stallingen waren voor andere doeleinden gebezigd,
zoodat de burgers daarin moesten voorzien zonder de minste vergoeding te
ontvangen. Hunne Hoog Mogenden gelastten den commandeur Hendrik
van Uytenliove, heer van Amelisweerd om 's lands stallingen „aenstonts
„te doen ontledigen van al t gunt daar in soude mogen gevonden worden,
t sij het Land of particuliere Luijden toebehorende, en nevens den Rent-
„meester na een bequame plaats in een van de kloosters of andere publique
„gebouwen om te sien daar de affuiten, jegenwoordig in een van 's lands
„stallingen staende geborgen sullen konnen worden en voorts die voorsie-
„mng te doen dat 's Lands magazijnen, stallingen en alle andere plaatsen
„generalij k tot 's Landsdienst in gebruik gedestineert voortaan door nie-
„mand anders t sij in der Landen dienst ofte niet in enigerhande wijze
„of maniere gebruikt worde, veel min te gedogen dat iemand soude onder
staan daarmede bij verhuring of andersins sijn voordeel te doen en spe-
„cialijk sorge te dragen dat 's Lands stallingen door geen andere paerden
„als die van de ruiterie, selfs niet door die van de officieren van 't voet
volk beslagen worden ende dat de militie van buiten inkomende onder
„dak gebragt, en alle disordres in het toekomende voorgekomen mogen
(1) Res. S.G. 15 Maart 1695, 28 September 1701.
(2) Res. S.G. 16, 18, 19, 23, 31 Maart 1689.