'223 In Holland hield men zich aan het „Reglement tot het aenriemen van „Appointés ofte verminckte Soldaten" van 5 April 1675, gewijzigd bij reso lutie van 5 December 1698. Ter voorkoming dat lieden, die niet in de ter men van het reglement vielen en toch „eerlijk en wel gediend hebbende, niet zouden verwezen „worden tot den bedelzak", kregen de kapiteins op dracht hen geen ontslag uit den dienst te verleenen, doch ze voorloopig als geappointeerden bij de compagnie aan te houden (1). c. Beëediging van officieren In verband met de resolutie van 17 December 1676 (2), gaf de Raad van State bij resolutie van 25 Januari 1692 toestemming aan officieren, die zich van hunne korpsen in de Spaansche Nederlanden of elders buitens lands niet mochten verwijderen, om den eed door gemachtigden „in hare „zielen" te laten zweren, met verplichting den eed persoonlijk te komen afleggen zoodra de gelegenheid zich voordeed, uiterlijk binnen het jaar. Dag en jaar gingen in met den datum van aanstelling. Bleven zij in gebre ke, dan verbeurden zij voor elke maand een boete van 100, met inhou ding van traktement totdat de eed was afgelegd (3). d. Extra-ondersteuning In den extra-ordinaris staat van oorlog voor 1702 was een post van 41.666-13-4 ter maand, dus 500.000 voor het jaar, uitgetrokken tot soulaes „van de regimenten en compagnieën te voet". Zulks gold in de eerste plaats voor de uit de Spaansche Nederlanden teruggekeerde regi menten en voor de troepen, die gedurenden den afgeloopen zomer zooveel geleden hadden in Vlaanderen, te Steenbergen, te Lillo en andere plaatsen aan de Schelde „daar de siekten in swang gegaen hebben", bovendien „zoo verzwakt door verscheijde ongeluckige toevallen", dat zij zonder onder steuning aan de officieren onmogelijk voltallig konden gemaakt worden. De compagnieën Zwitsers vielen daarbuiten, omdat ze „gesoulageert wer- „den door het stilstaan der maandelijksche monstering". Voor de overige compagnieën ontvingen de kapiteins een vergoeding van 20 rijksdaalders 50 per man, sinds 1 Augustus 1701 verloren, gerekend boven de acht man, die zij te hunne laste moesten recruteeren (4). Met 50 per man bleken de compagnieën niet geholpen, vooral niet die uit de Spaansche Nederlanden waren gekomen. De vraag „of en wat toe- „leg aen de Infanterye van den Staat in het generaal, de Switzers en vreem- „de trouppes uitgesondert, behoord gegeven te werden om de capiteinen „die doorgaans veel ingeschoten hebben bij de wervingh en recruteringh (1) G.P.B. IV 156 dd. 5 December 1698, Res. H. 6 Januari 1701. (2) Zie Deel VI bladzijde 169. (3) G.P.B. IV 181 dd. 25 Januari 1692. Res. R. v. St. 8, 15 Januari 1691. (1) R3S. S.G. 15 October 1701, Res. R. v. St. 10 Januari, Res. S.G. 21 Januari 1702. Be treffende de acht man, zie staat van oorlog voor 1691.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 237