9
„persoon ten minsten met een adjudant, ende de Regimenten te voet
„ende te paert met haere adjudanten, quartiermeesters, chirurgijn majors
„ende provoosten" (1).
dd. 17 Juni: 200.000 voor 1 compagnie van 53 mineurs, 5 compagnieën
handlangers voor de art illerie, elke compagnie met de officieren ter sterkte
van 102 man, 4 scheepstimmerlieden en 16 pontgasten voor kapitein
Johan van Erp, die op 't oogenblik hij 2.0 ponten slechts over 10 gasten
kon beschikkenvoor een tweede trompetter bij elke compagnie te paard
voor traktementen van titulaire kolonels en den provoost-generaal.
De „grand provost Generael" Johan Orrogk had geklaagd, dat hij
„tot noch toe niet een stuyver vant Landt hadde bekomen tot betalinge
„ende onderhoudinge soo voor hem als sijne onderhebbende manschap
„en paarden, dat hem t' sedert October 1688 totten IX Juni daeraen
„volgende al 11.241-14-3 daer over was competerende mitsgaders noch
„over t' restant syner tractement, en over costen en misen van justitie
„op de provintie van Hollandt, t'samen bedragende 24.431-4". Dit
bedrag was verzuimd op den staat van oorlog te plaatsen (2).
Terwijl tegen het einde van 1689 de meeste consenten, zij 't voor
waardelijk waren ingekomen, lieten enkele nog op zich vachten, waar
onder zeer belangrijke, als van de bij petitie dd. 14 Mei 1689 aangevraagde
4.600.000 voor de vloot (3).
Vóór zijn vertrek naar Engeland, had prins Willem III het opperbevel
over het in Nederland verbleven gedeelte van het leger opgedragen aan
vorst George Erederik van Waldeck. Deze vestigde de aandacht van
Hunne Hoog Mogenden op het nemen van de navolgende noodzakelijke
maatregelen
aorde te stellen op het bijten en openhouden der rivieren tijdens het
vriezende weder;
b: te zorgen voor magazijnsvoorraden en allerlei behoeften voor den
dienst te velde
c: het dadelijk te velde brengen van eenige militie, ten einde nog vóór
de samenstelling van het veldleger eenige voordeelen te kunnen
behalen
d: vroegtijdige bijeentrekking van een veldleger; de recruteering moest
vóór 1 April zijn afgeloopen.
Ad a.
Het bijten was vooral noodzakelijk: aan den Neder-Rijn van Schenken
schans tot IJsseloordaan den IJssel van IJsseloord tot het Ivamperdiep;
aan de Waal van Schenkenschans tot St. Andries; aan de Maas van St.
(1) Res. S.G. 4 Mei 1689.
(2) Res. S.G. 6. 24 Mei, 8, 21 Juni, Res. 11. v. St. 24 Mei 1689.
(3) Res. S.G. 9, 10, 13, 15, 24 December 1689.